Victorstraat; toen hij zag hoe zij ze elkander mededeelden! Hadde hij de geheele wereld overwonnen, alle goederen en eerambten verkregen, zijne oogen zouden niet zóó van vreugde hebben geschitterd, als men 't op den dag dier onschuldige overwinning zag.
Deze eerste proef had echter niet alle hinderpalen uit den weg geruimd. Behalve de tegenwerkingen, waarmeê alle nieuwigheden hebben te kampen, had de abbé de l’ Epée nog groote moeielijkheden ontmoet en juist daar, waar hij ze het minst had mogen verwachten. De moeder der beide doofstomme meisjes, overigens eene brave vrouw, maar van een bekrompen verstand, had hare dochtertjes, die nu twaalf en veertien jaren telden, altijd behandeld alsof zij driejarige kinderen waren. Ook meende zij, volgens het aloude gevoelen, dat het onmogelijk was, hare geestvermogens te ontwikkelen of ze tot eenigen arbeid geschikt te maken. Slechts met groote moeite had de abbé hare toestemming gekregen, om aan hare kinderen zijn alphabet te leeren; en een tijd lang weigerde zij zelfs het wonder te zien, dat zich in hare dochtertjes openbaarde. Om haar te overtuigen was er dan ook eene bijzondere omstandigheid noodig, die haar, als 't ware, lastbare bewijzen leverde. Ziehier, wat er gebeurde. Deze vrouw, die buitengewoon werkzaam en ijverig was, en dat moest zij wel zijn omdat zij den zwaren last had voor drie personen den kost te verdienen, had gedurende geruimen tijd boven hare krachten gewerkt, zoodat zij eens geheel uitgeput te huis kwam. Zij kon niet meer; wanhopend moest zij zich te bed begeven. Eene hevige koorts ontnam haar weldra alle gevoel van haar toestand.
Eene geheele week was in afwisselende ijlhoofdigheid, in zware neerslachtigheid voorbijgegaan, toen de koorts eindelijk bedaarde, de zieke langzamerhand het verstand terugkreeg en geheel verbaasd was over het tooneel, dat zich aan hare oogen vertoonde. Vooreerst zag de kamer er lief uit; alles was aan kant en met zooveel zorg gerangschikt, alsof zij 't zelve had gedaan; vervolgens zag zij Lize en Marie voor haar eigen werktafeltje zitten naaien, nu en dan slechts even haar werk onderbrekende om elkaâr een teeken te geven, dat onmiddellijk gevolgd werd door het toereiken van eenig voorwerp, hetwelk de eene der beide zusters aan de andere had gevraagd. Het gebeurde zelfs, dat Marie zich vergiste, in het patroon, dat zij onder handen had; want, nadat Lize haar een vluchtig teeken gegeven had, beschouwde zij haar werk zeer nauwkeurig, tornde het zonder aarzelen los en, na op nieuw eenige teekens met hare oudere zuster gewisseld te hebben, hervatte zij haar werk en slaagde ditmaal volkomen; ten minste dit moest men denken, want een glimlach van voldoening bij Lize, en van kinderlijk genoegen bij Marie vervroolijkten hare zachte en verstandige gelaatstrekken.
Zoo bleven zij druk met de naald bezig, totdat Marie hare zuster naar de zon wees. Op dit teeken staat Lize op, en de zieke, die alles wenschte na te gaan, wat er zou gebeuren, zonder nogtans te laten blijken, dat zij er getuige van was, sloot half en half hare oogen en hield zich alsof zij sluimerde. En nu, o verrassing! ziet zij, hoe Lize van verschillende ingrediënten ongelijke hoeveelheden neemt, er een drankje van samenmengt en met een lepelvol zich naar haar bed begeeft.
Nu zag de arme moeder de waarheid met eigen oogen; met die gebarentaal, zoo juist en bevallig gesproken, waren hare dochtertjes niet meer die arme schepsels, waarover zij zoo dikwijls had geweend, maar meisjes, die met anderen in goede hoedanigheden konden wedijveren. Als Marie haar nu zachtjes het hoofd oplichtte, gelijk zij 't in die acht dagen zooveel malen had gedaan, zonder dat hare moeder er van bewust was, en Lize, als eene volmaakte ziekenoppasster, met groote voorzichtigheid haar het verkwikkende vocht in den mond liet loopen, gevoelde zij haar hart van geluk en dankbaarheid overstelpt; twee groote tranen, die van hare wangen op de handen harer verzorgsters nedervielen, openbaarden aan deze èn dat haar moeder haar wedergegeven was, èn dat zij ten laatste door haar begrepen werden. Snikken en zuchten en vurige omhelzingen volgden hierop; nu eerst gevoelde die moeder het ware geluk van moeder te zijn, en voor den eersten keer van haar leven gevoelden de kinderen, hoe zij voor hare liefde met wederliefde beloond werden.
De arme zieke zou onder deze zoete gemoedsaandoeningen bezweken zijn, ware het gebed alle drie niet te hulp gekomen. Met gevouwen handen knielden Marie en Lize voor het kruisbeeld neder, dat aan 't hoofdeneind van het bed was geplaatst, en hoorde men ook geen vrome bede van hare lippen vloeien, hare blikken verraadden het vurigste dankgebed, dat ooit door de engelen voor Gods troon was opgevoerd.
Op dit zelfde oogenblik kwam de abbé de l’ Epée binnen. Het stralende gelaat der dochters en de zoete glimlach der moeder waren te welsprekend om niet dadelijk te raden, wat er was voorgevallen. Welke moeite, welke zorgen zou men niet vergeten voor zulke uitkomsten! Hij vereenigde zijne gebeden met die van haar, die vroeger ongelukkig, door hem nu gelukkig waren; en God veroorloofde dat de sluier, welke voor ons de toekomst verbergt, voor zijnen dienaar werd opgelicht: hij zag de lange rij dergenen, die door zijne uitvinding als 't ware zouden herboren worden.
Aangemoedigd door dien blik in de toekomst en door zijn eerste welslagen, steunende op eene leerwijze, die der volmaaktheid zeer nabij kwam, zonder hulpmiddelen, zonder eenige dier ondersteuningen, welke hij eerst later ontving, met zijne onvermoeide pen, onder den sluier der naamloosheid, strijdende voor de denkbeelden, welke hij met zulk een goed gevolg in praktijk bracht, stichtte de abbé de l ‘Epée in zijne kleine woning in de straat des Moulins, n. 14, waar hij ook stierf, die inrichting, welke later zich zoo uitbreidde, dat men ze verscheiden keeren van de eene wijk naar de andere heeft moeten verplaatsen, en waaraan oude en groote kloosters opgeofferd werden.
Dinsdag en Vrijdag van zeven tot twaalf uur waren de deuren der school geopend, en hadden de belangrijke oefeningen plaats. Aan de lasteraars stoorde hij zich niet, (want ook zijn stelsel had, evenals alles, wat schoon en goed is, benijders); zijn eenig antwoord was ten laatste, dat hij hun den toegang tot zijne lessen openstelde.
(wordt vervolgd.)