Het jachtveld in de provincie Noord-Brabant.
De kennis van het jachtveld en het vischwater is onafscheidbaar verbonden met de kennis van den aard en hoedanigheid van den bodem. Eene schets van deze onderwerpen in Noord Brabant, - zijn de jacht en visscherij zelve den lezer ook al vreemd, -leert ons derhalve dit schoone gewest, althans in grove trekken kennen; terwijl enkele karaktertrekken van de bevolking in hare lijnen, als 't ware, doorschemeren.
Onder dit opzicht, vermeenen wij, dat deze schets der belangstelling van elken lezer niet onwaardig is.
De provincie Noord-Brabant, wier landouw zich kenmerkt door verrassende afwisseling en verscheidenheid, is het klassieke land van de jacht in Nederland. Hij toch, die hare ruime en liefelijke landgezichten, die polders, heiden en moerassen ontrollen, afgewisseld door hare met hagen omzoomde akkers, hare beemden, besproeid door riviertjes en beken, hare donkergroene dennen- en statige eikenbosschen heeft doorkruist, zal gereedelijk toestemmen, dat dit het land is, waar een talrijk vogelenheir en al de onder ons klimaat bekende wildsoorten leven en tieren. De vlugge gespierde heidehaas, die den windhond tart, het onrustige konijn, de gezellige patrijs, de houtsnip, geroemd als wildbraad, de vroolijke lijster, de leeuwerik, die liefelijke zanger ook van de eenzame heide, de vink, in tallooze verscheidenheid, zonder te spreken van de scharen waterwild, schitterend door de bonte kleuren van hun vederendos, lokken de bevolking van geheele streken zelfs onweêrstaanbaar tot het jachtvermaak uit.
Zij is derhalve noodwendig de bakermat van talrijke vaardige en hartstochtelijke jagers, die, onder de zonen van St. Huibert, den alouden roem der vaderen waardig handhaven. Trouwens, verhard tegen de vermoeienis door veelvuldige tochten op een dikwerf ruw terrein, geoefend in het jachtbedrijf door de veelvuldige wildsoorten, velt hij met dezelfde vaste hand den haas en de watersnip, den patrijs en de houtsnip.
Intusschen vormt dit wildrijk jachtveld eene menigte behendige stroopers, die der wildbaan harde slagen toebrengt. Tuk op jachtgenot, zooals wij zegden, is het stroopen eene aangename verpoozing van den harden, noesten arbeid, welke een ondankbare grond den landman in vele streken oplegt; terwijl winstbejag, bij de stijgende waarde van het wild, den jachtlust prikkelt. Bewust van de overtreding der wet, bespied en achtervolgd, vol vertrouwen op zijn moeielijk te erkennen spoor in een boschrijk terrein of op de vlakte, waar hij den beambte, vluchtig opgemerkt, gereedelijk ontvliedt, ontwijkt de strooper veelal eene wel verdiende straf. Voeg daarbij een zwak toezicht, het gering getal jachtbeambten, niet geëvenredigd aan het te bewaken terrein, terwijl op de eigenaardige hoedanigheden, welke den jachtbeambte behooren te kenmerken, weinig of niet gelet wordt bij de aanstelling, en het zal wel niemand verwonderen, dat in enkele streken de wildbaan zelfs vernietigd is.
Die toestand is in het belang van vele gemeenten zelf, te bejammeren; want om eens in den geest van onze eeuw te spreken, die, hijgend en smachtend naar goud, alleen open ooren schijnt te hebben voor stoffelijk belang, het jachtveld is eene bron van mindere of meerdere inkomsten. De voorbeelden toch zijn talrijk, dat het gemeentebestuur in vereeniging van de grondeigenaars de jacht op hunnen grond in het openbaar aan goeden prijs, ten behoeve van den algemeenen arme of anderszins verpachten. Gesteund door de gemeente-politie is het openbaar toezicht weldra in staat de wildbaan in haren vorigen bloei te herstellen en de waarde te verhoogen. Ten spijt van de haters van de jacht, die haar als schadelijk voor den landbouw, tot dweepens toe, voorstellen, beweren wij, dat het wild, even gelijk uw os, uw schaap, uw geit, uwe kalkoen, uwe tamme gans, uwe hen zelfs, die allen ten koste van den bodem leven, eene vrucht van dien bodem is, welke zelfs, onder sommige omstandigheden, eene hooge waarde bezit. Het jachtveld is derhalve eene bron van den handel in wild, welke aan duizenden zoo niet een middel van bestaan verschaft, dan toch als eene hulpbron niet is te versmaden.
Om zich nu eenig denkbeeld van deze schoone en vruchtbare landstreek te vormen, kan men ze gevoegelijk in vier deelen, in de richting der vier windstreken gelegen, splitsen.
Het ten Noorden door de Maas en Merwede bespoelde gedeelte, is die lange smalle streep, welke, ten Zuiden begrensd door de landstreek, waarin de steden Grave, 's Hertogenbosch, Geertruidenberg en eene menigte welvarende dorpen zich verheffen, het land der Polders bij uitnemendheid mag worden genoemd. Hooibouw en veeteelt, parelen aan de kroon van den landbouw, hebben hier eene hooge vlucht genomen en spreiden heinde en ver hunnen weldadigen invloed uit op de ontwikkeling van den akkerbouw en van de ontginning van woeste gronden.
Deze landstreek maakt op den vreemdeling, die haar in verschillende jaargetijden bezoekt, een zonderlingen en verbazenden indruk; hij betwijfelt het of hij zich in hetzelfde landschap, dat hij in de lente bezocht, bevindt; zóó onbegrijpelijk groot is de gedaanteverwisseling welke het 's winters ondergaat.
In de lente spreidt zich over deze uitgestrekte landstreek een bekoorlijk groen tapijt uit, waarop het malsche hooiland, golvend onder den adem van den wind, afgewisseld wordt door overvloedige weilanden, waar het hoornvee, door de mengeling van zijne bonte kleuren pralend, het beeld van een vruchtbaar en prachtig hollandsch landschap vertoont.
Des winters, daarentegen, verdwijnt plotseling dat bekoorlijk tafereel; diep wordt het onder het water bedolven, hetwelk op de hoogte van 's-Hertogenbosch, soms diep landwaarts indringt, en deze stad als in een zeehaven herschept. Door den storm opgezweept, ontwikkelt zich op dezen waterplas een hooge, schuimende golfslag, welke het vaarwater onveilig maakt, de stadswallen bruischend en klotsend beukt, en, knagend en wroetend in de dijken, met doorbraak bedreigt; niettemin is dit opperwater, vermengd met het water van de Maas, deze streek ten zegen, wanneer het slechts tijdig in het voorjaar verdwijnt.
Wij behoeven den jachtliefhebber nauwelijks op te merken, dat zoodanig oord, in vele jaargetijden, rijk moet zijn aan waterwild. Trouwens, de bonte menigte eendvogels, welke als wolken door het luchtruim zweven; de ganzen, opmerkenswaardig door hare geordende vlucht, de blanke en vredelievende zwaan, welke dit tafereel verrassend afwisselt en tal van andere soorten boeien de aandacht des jagers; wekken de bewondering van hem, die aan dat gejoel, gewoel en gedruisch van de op het water dartelende en vliegende drommen vreemd is.
De jachtbedrijven, welke hier naar den aard van het wild worden uitgeoefend, zijn voornamelijk: het vangen van eenden door middel van eendenkooien, welke in groot getal over deze polders verspreid, zich op het eerste gezicht, door eene groep houtgewas, als uit de vlakte oprijzende, doen kennen.
Het vangen van duikervogels door middel van slagnetten, eene soort van eendvogel, die, altijd op den waterplas levend en dartelend, den vasten grond of het bedekt terrein vermijdt, en door geen ander middel kan worden gevangen. Eindelijk, het schieten van waterwild, waaronder het schieten van watersneppen met staanden hond eene eerste plaats inneemt.
Het tweede gedeelte, Oostwaarts door de Maas, Westwaarts door de woeste uitgebreide heide, de Peel genaamd, begrensd, is, hoezeer slechts eene smalle streep gronds, in de lengte zich uitstrekkende van Grave over Kuik, Boxmeer tot Maasheeze, een van de vruchtbaarste en schoonste landschappen van dit gewest. Het is het land van de golvende korenakkers, van de uiterwaarden, welke de boorden van de Maas versieren.
Het was, vooral eertijds, beroemd door eene uitnemende patrijzenjacht. Trouwens, moeielijk kan men zich een terrein afschilderen, waar de patrijs een veiliger en beter gezocht verblijf vindt. Door de eindelooze korenakkers en het aardappelenland doorsneden, onder wier halmen en loof hij rustig leeft en tiert, levert de broeitijd, in den regel, gewenschte uitkomsten op.
Het verre, ruime gezicht, hetwelk de jacht op den patrijs vergemakkelijkt, paart zich aan een effen bodem, waarop de jager, door geene hinderpalen, als heuvels, grachten of slooten opgehouden, welke zooveel vermoeiende inspanning eischen, met bedaarden tred voortschrijdt.
Verlangt gij afwisseling? Zij ontbreekt ook hier niet; richt uwe schreden Westwaarts en weldra bevindt gij u in een landschap, geschakeerd met eiken- en dennenhout, groepen en rijen van opgaande boomen, akkers door groene hagen omzoomd. De grenzen van de Peel zijn nabij; en plotseling blikt uw oog in eene eindelooze, eentonige, akelige, vale vlakte; maar treedt nader, en, naarmate gij haar gebied nauwkeurig leert kennen, verdwijnt dat slechts schijnbaar eentonige en akelige; want de heide heeft als jachtveld niet alleen hare aantrekkelijkheid, ook zij ontwikkelt schoone tafereelen. Zij moge, ja, als voorwerp van den landbouw dor en onvruchtbaar schijnen, toch verbergt zij onder hare ruwe oppervlakte schatten, welke slechts kapitaal vorderen, om opgedolven te worden. De boekweitteelt in de laatste jaren, door ruim, kapitaal ondersteund, hier en daar begonnen, bewijst hare ontwikkelingskracht.
(Slot volgt.)