aanhouden vereischt, om tot de stichting van een Jezuïeten-collegie te Verona te geraken. In het duitsche gedeelte des rijks had de vestiging der Societeit nog grooter hinderpalen te overwinnen, en daar Pr. Beckx de eenige Jezuïet te Weenen was, had hij ook alleen den drukkenden last der neteligste onderhandelingen te dragen.
De alom bekende Amsterdammer, Pr. Roothaan, destijds generaal, schonk hem een onbepaald vertrouwen en ontbood den ijverigen priester meermalen naar Rome, waar deze dan ook een geruimen tijd verwijlde, om de belangen der Societeit in de oostenrijksche landen te bevorderen: 't was door zijne tusschenkomst dat de oostenrijksche provincie zijner Orde gescheiden werd van die van Gallicië en dat de thans verspreide provincie van Venetië tot stand kwam.
In 't revolutiejaar 1848 moest ook Pr. Beckx Weenen verlaten en tevens de godvreezende Hertogin Julia, die in datzelfde jaar overleed. Pr. Roothaan zond hem nu naar België en benoemde den beleidvollen man tot secretaris en raadgever des Provinciaals aldaar. In October des jaars 1850 werd hij tot Rector aangesteld van 't Jezuïeten-Seminarie te Leuven, waar de op een misverstand berustende moeilijkheden met anders weldenkende mannen door zijne innemende toegeeflijkheid spoedig uit den weg waren geruimd.
Doch Pr. Beckx was de man der hachelijke tijdsgewrichten. Reeds in Februari van 't jaar 185l, werd hij andermaal door zijn algemeenen Overste naar Oostenrijk gezonden en gelast de herroeping te bewerken der verbanningsedicten van den 7en Mei des jaars 1848, waarin hij slaagde naar wensch. In 1852 tot Provinciaal in Oostenrijk benoemd, herstelde hij zijne orde te Innsbruck, Linz, Lemberg, Starawics en in de hongaarsche kroonlanden, zonder evenwel aan de talrijke aanzoeken der hongaarsche magnaten en kerkvoogden te kunnen voldoen. - Intusschen was hij te Weenen in vriendschappelijke aanraking gekomen met Dr. Georg Bippart, een der eerste philologen van Duitschland, die den 20en Mei 1852 het Lutheranisme te Passau had afgezworen.
Nog bij zijn leven had de eerbiedwaardige Pr. Roothaan een algemeene Congregatie uitgeschreven, en Pr. Beckx begaf zich op die roepstem naar Rome. Dan helaas! hij mocht den door arbeid en lijden uitgeputten Roothaan niet meer levend aanschouwen - deze was den 7en Mei 1853 in geur van heiligheid ontslapen.
In de nu volgende Algemeene Congregatie ter keuze van een opvolger, werd Pr. Beckx den 2en Juli des jaars 1853 bij de eerste stemming tot generale Overste der Societeit van Jezus verkozen. 't Was de feestdag van Maria's bezoek aan Elizabeth, dezelfde dag, waarop eertijds Jacobus Laynez en de H. Franciscus de Borgia tot dezelfde waardigheid waren verheven. Geheel verslagen over deze onverwachte benoeming, wierp hij zich voor de voeten der stemgerechtigde Paters neder, en, onder een vloed van tranen, verklaarde hij het hoofd te zullen buigen voor de stem der gehoorzaamheid: hij sloot zijne toespraak met deze woorden: ‘bidt voor mij en hebt medelijden met mij.’
Pr. Beckx, die bij zijne verkiezing tot Generaal den ouderdom van 58 jaren telde en bijna 34 jaren in de Societeit had doorgebracht, heeft als Overste zijner orde blijde en nog meer droevige dagen beleefd. Onder de vreugdevolle gebeurtenissen mag men wel rekenen den aanwas der leden zijner orde van 5209 tot 8771, en dat, ondanks verguizingen en vervolgingen van allerlei aard. Daarbij kwam de hooge gunst des Stedehouders van J.C., die een aantal der kinderen zijner Societeit op de altaren plaatste en der godsdienstige vereering waardig keurde: in 't jaar 1853 de Zaligen Joannes de Britto en Andreas Bobola; in 1854 de 40 Martelaren van Brazilië, aan wier hoofd Ignatius de Azevedo zich bevond; in 1862 drie Zalige Martelaars van Japan, aan wie de eeretitel van Heiligen is toegekend; in 1864 onzen landgenoot den Zaligen Petrus Canisius van Nijmegen; in 1865 den Zaligen Joannes Berchmans van Diest, en eindelijk in 1868 den Zaligen Carolus Spinola en zijne gezellen, allen in Japan om het geloof gemarteld.
Dagen der zwaarste beproeving mengden zich tusschen die vreugdedagen. In 1859 waren in Italië alleen 1500 der zijnen verjaagd en verbannen: de provinciën van Napels en Sicilië werden uiteengedreven, terwijl de provincie van Turijn reeds in 1848 was ontbonden en aan die van Venetië in 1867 een zelfde lot was toegedacht. Voeg daarbij de spaansche provinciën van Castilië en Arragon, waarvan al de leden door de vrijheidshelden van 1868 ten lande werden uitgewezen.
In 't ongelukkige Italië was de maat der ongerechtigheden vol. Den 21en October des jaars 1860 verhief dan ook Pr. Beckx luide zijne stem, om bij Victor-Emmanuël herstel te eischen van 't gepleegde onrecht, of ten minste om in 't openbaar protest aan te teekenen tegen al die geweldenarijen. ‘Ik richt deze protestatie - zoo luidde zijne edele taal - tot het geweten uwer Majesteit. Ik leg ze neder op het graf van Karel-Emmanuël IV, den doorluchtigen voorzaat uwer Majesteit, die vóór 45 jaren vrijwillig afdaalde van den troon, thans door uwe Majesteit bekleed, om in ons midden te komen sterven, gedoscht in het kleed, gebonden door de geloften der Societeit van Jezus, en in ons Noviciaat te Rome, waar heden zijne gezegende asche rust, denzelfden levensstaat leidend, dien de regeering uwer Majesteit verguist en met lasterlijken en onverbiddelijken haat vervolgt.
‘Het aandenken der goedgunstigheid, welke het doorluchtige Huis van Savooie, in de vervlogen jaren, voortdurend aan de Societeit bewezen heeft, en 't verheven karakter waarmede uwe Majesteit bekleed is, schenken mij het recht om te gelooven, dat mijne vertoogen en protestatiën niet zonder gevolg zullen blijven.
‘Maar indien de stem van zoovele met den voet vertrapte rechten niet gehoord werd door de rechtbanken der aarde, dan zoude ik een beroep doen bij die hoogste en ontzaggelijke rechtbank van een heiligen, rechtvaardigen, almachtigen God, voor wiens oogen de verdrukte onschuld onfeilbaar in hare eer zal hersteld worden door den eeuwigen Rechter, die Koning der koningen en Heer der heerschers is.’
Zooals bekend is, deze edele taal werd niet gehoord door den Koning, die thans het verdiende loon ontvangt zijner gewelddadigheden.
Den 7en Maart des jaars 1869 vierde Pr. Beckx zijn vijftigjarig Priesterschap en den 28en October daaropvolgend zijn vijftigste levensjaar in de Societeit. Bij laatstgenoemde gelegenheid werd hem uit Nederland, met een bundel gedichten in verschillende talen ook het volgend vers toegezonden, waarin beide jubelkronen worden bezongen.
Vijftig jaren onder 't vaandel
Vijftig jaren 't plechtig eedwoord
ongeschonden-trouw bewaard!
Vijftig, vijftig volle jaren,
vol van eigen smart en leed,
Aan Gods meerdere eer en glorie,
aan het zielenheil besteed!
Vijftig jaren in 't Gezelschap
van Gods liefderijken Zoon.....
o Wat zet die krans van jaren
luister bij Uw priesterkroon!
Heil U, die een halve eeuwe,
Dagelijks de beden opdroegt
van Gods volk op Gods altaar!
Heil U, die een halve eeuwe
't Offer van het Nieuw Verbond
Daaglijks offerdet, bij 't rijzen
van een nieuwen morgenstond!
Driewerf heil U, die den standerd
van het aangevochten Kruis
Vijftig jaren hebt verdedigd
steeds gehoorzaam, arm en kuisch!
Driewerf heil U, die naast Jezus
en met Jezus' kruis belaân,
Tegen duivel, hel en wereld
vijftig jaar hebt pal gestaan!
Hoe de vorst van Babel praalde
op 't gestoelt' van vuur en rook;
Hoe hij 't schijnschoon der verlokking
hulde in nevelen en smook;
Hoe zijn helsche vloekverwanten
onafhanklijkheid van God,
Vrij- en blijheid U beloofden,
schatten gouds en zingenot -
Gij, gij volgdet de banieren,
't vaan van Salems Vredevorst,
Gij, gij droegt, in 't felst bestoken,
't schild der Armoê voor de borst;
Gij, gij hieldt den helm der Kuischheid
om de slapen vastgesnoerd:
't wapen, dat tot zege voert.
't Zegelied voegt wel den dappren
die zijn krijgseed nimmer schon,
En op 't bloedig slagveld zelve
zich den veldheersdegen won.
Heil U, die den strijd des Heeren
vijftig jaar zoo roemvol streedt,
En als Petrus voor zijn broedren
zoo voor uwe broedren deedt!
Hoor! Hem danken zij en prijzen
die hun zulk een Veldheer gaf,
Smeeken bloei, genade en zegen
Moge God het Hoofd beschutten
met de dubble kroon gesierd,
waar men eeuwig jubel viert!
Eer hem echter dat geluk te beurt valt, schijnen nog zwaarder beproevingen de hem weggelegde kroon te moeten verheerlijken. De gebeurtenissen van September 1870 en de overweldiging van Rome door den roover-koning hebben den 76jarigen grijsaard reeds van een aantal