Meigroet aan Maria.
Gegroet, o Maria! - Op jub'lenden toon
Begroet ik de Meimaand, zoo geurend en schoon,
Niet om al het kwistige schoon dat zij spreidt,
Maar slechts, o Maria, wijl ze U is gewijd.
Gegroet, o Maria! - De Mei U gewijd
Maakt al uwe kind'ren zoo innig verblijd;
Zij brengen gebloemte met 't geurigste groen,
Omkransen uw beeld met een sierlijk festoen.
Gegroet, o Maria! - Wat vlechten zij schoon
Van lelie en rozen een sneeuwwitte kroon!
Hun hand heeft de schoonsten, de fraaisten geroofd
Omdat zij moet sieren, Maria, Uw hoofd.
Gegroet, o Maria! zoo zingen zij zoet;
Gegroet, o Maria! herhaalt hun gemoed;
Gegroet, o Maria! zoo jubelt hun mond;
Gegroet, o Maria! juicht de echo in 't rond.
Gegroet, o Maria! - Mijn staam'lende luit
Brengt U ook haar groeten door liefde geuit;
Ook ik ben uw kind en ik jubel zoo blij:
o Moeder van God, ook mijn Moeder zijt Gij!
Gegroet, o Maria! - Het aardrijk scheen dood
En 't kwijnende plantje versmachtte in haar schoot;
o Lieflijke Meimaand, o kom toch en voed
Ons met uwen adem, breng leven en gloed.
Gegroet, o Maria! - En zwellend vol pracht
Verscheen daar de Mei, en schonk leven en kracht.
Het groenend tapijt heeft zij sierlijk bestrooid
Met bloempjes, en schitt'rend staat alles getooid.
Gegroet, o Maria! - Maar 't heil wat zij teelt
Is slechts eene schaduw van 't zinrijke beeld;
't Is schijn slechts van 't hemelsche heil dat Gij bracht
Aan 't menschdom, verkwijnend in donkeren nacht.
Gegroet, o Maria! - Het menschdom verzonk
In d'afgrond der boosheid, en smeekend weerklonk
De bede: dauwt Heem'len den Redder, den Heer,
En regent, gij wolken, den Heilige neêr.
Gegroet, o Maria! - Die beê werd verhoord
Gods Almacht bestemde U tot Moeder van 't Woord;
Ze omkleedde U met luister; de zon was uw schoon,
De maan U een rustpunt, de sterren een kroon.
Gegroet, o Maria! - En de Engel kwam neêr
En bracht U de boodschap en groet van den Heer;
Van U werd het heilwoord der wereld gehoord:
Der Dienstmaagd des Heeren geschiê naar uw woord.
Gegroet, o Maria! - De Hemel ontsloot
Zijn schitt'renden boog, en uw vlek'looze schoot
Hij werd, met de stralen der Godheid omgloord,
Gewijd tot een rustplaats van 't eeuwige Woord.
Gegroet, o Maria! - En stralend verscheen
Het Licht uit uw schoot en het duister verdween.
Het kruipende monster, o Maagd onbesmet,
Het lag aan uw voeten, vertreden, verplet.
Gegroet, o Maria! - o Schitt'rende Zon,
o Tempel der Godheid, van 't leven de bron!
Gegroet, o Maria! - o Stralende Gloed,
o Kweekster der Liefde, van 't opperste Goed!
Gegroet, o Maria! - o Glanzende Maan
Uw opkomst bracht licht in de duisternis aan.
Gegroet, o Maria! Uw lief'lijke schijn
Zou ons tot een bronne van hemellicht zijn.
Gegroet, o Maria! - o Glinst'rende Ster,
De hoop van ons leven, Gij blinkt reeds van ver.
Gegroet, o Maria! - o Lichtbaak in nood,
o Veilige haven, die niemand verstoot.
Gegroet, o Maria! - o Dageraad schoon,
Hoe heerlijk verschijnt Gij, wat schittert uw kroon
Van hemelschen gloed, die de harten ontsteekt,
En deugden doet bloeien door liefde gekweekt.
Gegroet, o Maria! - o Hemelvorstin,
o Moeder der liefde, stort liefde mij in.
o Mocht ik U minnen, gelijk Gij mij mint!
Gegroet, o Maria, gegroet van uw kind!
Gegroet, o Maria, in droefheid en druk!
Gegroet, o Maria, in vreugde en geluk!
Gegroet, o Maria, in ramp en in nood!
Gegroet, o Maria, in leven en dood!
St... K.....
Henrica V.
|
|