vijand gezien hebben. Een ander onderscheidend doch meer troostend kenmerk der tegenwoordige gevechten bieden de ambulancen, welke op 't slagveld de strijdende legers volgen om de gewonden en stervenden bijstand en leniging in hunne smarten te bieden. Ook in het allerbloedigste treffen bij Gravelotte ontbraken deze boden der liefde niet, gelijk bovenstaande gravure hoofdzakelijk doet uitkomen. Op het veld des doods en der verwoesting bewogen zich alom de ambulancen van het Roode Kruis, om de dooden te begraven, de gewonden te verbinden, of op groote met stroo bedekte wagens de lijders buiten het strijdgewoel naar een veiliger plaats ter verpleging te voeren.
Treffend was de inspanning en kracht waarmede de menschlievendheid zich van hare taak kweet, doch zelden was die taak ook zwaarder en omvangrijker dan in de bloedige dagen van den 16n tot 18n Augustus. Volgens getuigenis van Duitschers en Franschen was de strijdwoede der vijandelijke legers zoodanig, dat de aanhoudende gevechten dier dagen niet een oorlog maar slechts een moorden, een menschenslachting kunnen genoemd worden. Volgens officieele opgave vielen van de zijde der Duitschers alleen meer dan twintig duizend man. Vooral bij Gravelotte steeg de strijd tot het toppunt van woede. 't Was daar, dat de onwankelbare doch afgematte pruisische gelederen voor een oogenblik begonnen te wijken en de krijgskans ten gunste der fransche wapenen scheen te zullen beslissen. Onder het slaan van den stormpas en het luide ‘vive l'empereur!’ stormden de Franschen voorwaarts. De bevelhebber van het 28e en 68e pruisische regement, hetwelk 't eerst aan dezen verwoeden aanval bloot stond, greep zelf het regementsvaandel in de handen om zijne troepen te doen stand houden. Vergeefs! Schier over geheel de linie was de schok zoo geweldig, dat de duitsche soldaat wijken moest. Van beide kanten werd het uiterste beproefd. De oude koning Wilhelm zelf ijlde aan 't hoofd van zijn generalen staf naar de bedreigde punten, om door zijne tegenwoordigheid den moed der troepen aan te vuren. De fransche aanvoerders mengden zich eveneens persoonlijk in den strijd, en wat zeker een zeldzaamheid is in de hedendaagsche gevechten, de stortbui van granaten bedreigde gedurende meerdere oogenblikken niet minder den generalen staf der beide vijandelijke legers dan den gewonen soldaat. Het was reeds laat in den avond en de duisternis liet zelfs ter nauwernood meer toe om bij 't aanhoudend flikkeren van 't moordende vuur de troepen van vriend en vijand te onderscheiden. Met pijnlijk ongeduld sloeg Von Moltke den loop der krijgsoperatiën gade, onrustig blikte hij naar 't Zuid-Oosten van waar hij het door hem in allerijl ontboden armeecorps der Pommeranen hoopte te zien aanrukken. Eindelijk in den snelsten stormpas doch geen oogenblik te vroeg verschijnen de verwachte troepen. In vliegenden ren ijlt Von Moltke hun te gemoet. Zijn luid ‘voorwaarts’ dringt door de gelederen. ‘De chef van den generalen staf strijdt aan onze spits! Voorwaarts!’ herhalen geestdriftig de dappere Pommeranen. Als een electrisch vuur deelt zich hun geestdrift aan de overige duitsche troepen mede en verwekt verslagenheld en verwarring bij de Franschen. En toen het een der koninklijke adjudanten gelukte den generaal von Moltke te midden van het hevigste vuur te genaken, reed hij met dezen naar den koning met de heugelijke tijding: ‘Sire, de overwinning is aan ons!’
De aanblik na den bloedigen worstelstrijd was allerverschrikkelijkst. Toen de nacht zijne schaduw over de onmetelijke vlakte der verwoesting wierp en slechts de half versmoorde kreten der gewonden en stervenden de stilte verstoorden, was het alsof eene eenstemmige klacht ten hemel opsteeg, de klacht van veertig duizend menschen, die daar den doodslaap sliepen. ‘Terwijl het heldere maanlicht aan den nachtelijken hemel schitterde,’ zegt een engelsch tourist, ‘zag ik de ijzingwekkendste tooneelen. Op een draagbaar zag ik een jongeling een fransch officier wegvoeren, met wien ik vóór een paar dagen nog de genoegelijkste uren had gesleten. Het grove doek, hetwelk hem dekte, was half doorweekt van gestolten bloed; herhaaldelijk zag men het bloed door het stroo neêrdruipen en een roode streep op den weg teekenen. De beenen van den ongelukkige waren door een kanonskogel weggemaaid, met beide handen klemde hij zich aan de ijzeren baar vast. Zijn gelaat was vreeselijk saâmgetrokken en op zijn mond stond een bloedig schuim. In de laan van sombere denneboomen, niet ver van Gorze, waar het gevecht aanving, lag een geheele compagnie franschen gesneuveld ter aarde. Ieder man lag nog in zijne houding, de luitenant had de hand nog in den zak.’
Een tweede allerbloedigst schouwspel uit dien driedaagschen strijd leverde de aanval der maagdenburgsche kurassiers op het centrum der franschen bij Vionville. In het heetste van den strijd werden zij en twee regementen ulanen tegen het fransche centrum gezonden. De aanval was verschrikkelijk; met blinde woede wierpen de Duitschers zich op de liniën van het fransche voetvolk en, hoezeer zij bij honderden door de chassepots en de mitrailleusen werden weggemaaid, toch slaagden zij er in de voorste gelederen door te breken. Maar alvorens zij de tweede linie der Franschen bereiken konden, werden zij zelven in de linkerflank door de fransche kurassiers en jagers te paard aangetast, terwijl zij van voren en in de rechterflank door een moorddadig vuur werden tegengehouden. Verplicht om voor de overmacht te wijken, sloegen de kurassiers op nieuw door de eerste gelederen der Franschen, die zich hersteld hadden, maar niet dan na ontzettende verliezen geleden te hebben.
En voorzeker, ook in zijne gevolgen was de bloedige slag allergewichtigst. De Franschen waren totaal geslagen. Bazaine was ten gevolge der geleverde gevechten naar Metz teruggedrongen en van alle gemeenschap met Parijs afgesneden, aan Mac-Mahon was de laatste en bloedige nederlaag van Sédan voorbereid.