Verschillende aanslagen op Napoleon III.
Dat keizer Napoleon, weinige dagen vóór hij tegen Pruisen ten strijde trok, de Pauselijke Staten aan de bescherming van Italië overgaf, terwijl hij aan dit land eene nieuwe concessie verleende, werd door velen beschouwd als de prijs van het bondgenootschap, dat de fransche regeering met de italiaansche had aangegaan. Maar ook waren er anderen, welke geloofden dat Napoleon tot de ontruiming van den Kerkdijken Staat had besloten, om zich de vriendschap te verwerven der revolutionaire partij in Frankrijk. Hij zou daartoe gekomen zijn door de ontdekking, dat de heethoofden, welke in April 1870 een oproer te Parijs trachtten te bewerken, tevens een aanslag op zijn leven in den zin hadden gehad. Uit het proces, dat te Blois in Frankrijk gevoerd werd en met eene veroordeeling van de meeste beschuldigden eindigde, was zulks niet onduidelijk gebleken.
In hoeverre het laatste gevoelen als het juiste moet beschouwd worden, laten wij in het midden; zeker is het evenwel dat de moordaanslagen, waaraan Napoleon in den loop zijner regeering heeft blootgestaan, een merkwaardigen invloed op zijne verhouding tegenover Italië gehad hebben, en dit land er steeds de vruchten van heeft geplukt, terwijl de aanleggers zelven op het schavot voor hunne gruwelijke daad moesten boeten.
Hem, die met het ware karakter der geheime genootschappen bekend is, komen deze moordaanslagen volstrekt niet onnatuurlijk voor; integendeel hij weet dat zij tot de ‘zedelijke middelen’ behooren, waarmede het ééne Italië tot stand gebracht is. Napoleon had zich in zijne jeugd verbonden de Carbonari bij te staan in het bewerken der italiaansche eenheid en zich daarbij overgegeven aan hunne wraak, zoo hij zijne beloften niet hield. Toen de revolutie van 1848 Frankrijk voor hem opende, was het oogenblik voor hem gekomen om zijne beloften te vervullen, en vele republikeinen geloofden dat hij de fransche republiek steunen en de italiaansche in het leven roepen zou. Mazzini was evenwel van een geheel ander gevoelen, hij kende Napoleon. In 1840 had hij hem de hulp der republikeinen aangeboden bij zijn aanslag op Boulogne, op voorwaarde dat Napoleon na den val van Louis Philippe de republiek herstellen zou; hij mocht dan daarvan de president worden. Maar Napoleon bedroog Mazzini; hij deed keizerlijke proclamatiën drukken, welke onder zijne manschappen zouden worden uitgedeeld, Zoodra zij den voet op franschen bodem zouden gezet hebben. Zulk eene proclamatie viel in Mazzini's handen; woedend begaf hij zich tot Napoleon en verklaarde hem, terwijl hij hem met de zweep dreigde (sommige beweren dat hij verder ging), dat geen enkel republikein hem naar Boulogne volgen zou. Mazzini hield woord, en de aanslag mislukte.
Toen Napoleon in 1849, als president der fransche republiek, de romeinsche republiek vernietigde en den H. Vader uit zijne ballingschap verloste, ontstak Mazzini in de bitterste woede en besloot hij Napoleon op eene waarlijk duivelachtige wijze te herinneren aan de belofte, welke hij eenmaal aan de Carbonari gedaan had. Het was niet van Mazzini's wil maar van de omstandigheden afhankelijk dat zijn plan eerst in 1852 werd uitgevoerd.
Veel is er over den aanslag van 1852 geschreven, maar het ware van de zaak is nimmer volledig bekend geworden. Het volgende werd in hoofdzaak in dien tijd door de voornaamste bladen verhaald. Graaf Walewski, fransch gezant te Londen, zond het bericht naar Parijs, dat zekere officier, Kelsch geheeten, door Mazzini overgehaald was tot een aanslag op het leven van Napoleon. Kelsch zou zich binnen weinige dagen naar Parijs begeven, om zijn plan ten uitvoer te brengen. De prefect van politie Pietri geraakte in de grootste ontsteltenis en arbeidde dag en nacht met zijne agenten maar zoo geheim, dat het publiek volslagen onbekend met de zaak bleef. Het schijnt dat de prefect een hoogen prijs uitloofde voor het vangen van den moordenaar. De prijs werd behaald door een gewezen luitenant, welke Kelsch in een koffiehuis gevangen nam. Wat er met den ongelukkige verder plaats had, is nooit bekend geworden; sommigen zeggen dat hij naar Cayenne gevoerd, anderen dat hij in het geheim ter dood gebracht is.
Mazzini, de aarts-samenzweerder, gaf echter den moed niet op, en op den 20 April 1855 volgde een tweede moordaanslag. Het was een heerlijke lentedag, waarvan de keizer gebruik maakte om met twee officieren een rijtoertje door het bosch van Boulogne te doen. Toen hij langs de Elyzeesche Velden terugkeerde, schoot een persoon, zonder juist op hem aan te leggen, een pistool op de kleine groep af. Hij werd onmiddellijk gevangen genomen en voor den rechter van instructie gebracht, maar zijn hardnekkig stilzwijgen maakte het onderzoek uiterst moeielijk. Eindelijk vernam men dat de moordenaar een Italiaan was, Pianori geheeten. Hij werd ter dood veroordeeld en stierf den 13 Mei van genoemd jaar op het schavot. Zijne laatste woorden waren: ‘leve de republiek! weg met de tyrannen!’
De moordaanslag van Bellamara volgde dien van Pianori op den voet. Deze vuurde op eene koets, waarin hij meende dat de keizer zich bevond. Hij vergiste zich, want in de koets zat een oud edelman met twee dames, behoorende tot het gevolg der keizerin. Gelukkig werd niemand getroffen. Uit de verklaringen van Bellamara vermoedde men dat hij lid was eener wijd vertakte samenzwering, welke het op het leven des keizers had gemunt. Men ontdekte evenwel geen spoor van eene samenzwering, en Bellamara werd in een krankzinnigengesticht opgesloten.
Een derde aanslag in hetzelfde jaar werd op touw gezet maar niet voltrokken. Ditmaal was de schuldige een keizerlijke lijfwacht. Van deze zaak is evenwel weinig bekend geworden, en velen hebben haar beschouwd als een manoeuver der regeering ter bereiking van politieke doeleinden.
In den Zomer van 1857 had de veel besproken zaak van Tibaldi plaats. De held van dit bedrijf, een instrumentmaker van beroep, woonde sedert geruimen tijd te Merilmontant en stond daar in geen zeer goeden reuk. In Juli 1857 onderschepte de politie verscheiden brieven van Mazzini, waaronder een, welke aan Tibaldi gericht was. De inhoud dezer brieven deed denken aan eene groote samenzwering, waarom Pietri zijne maatregelen nam. Aanstonds liet hij Tibaldi in zijne woning gevangen nemen en daarop eene huiszoeking doen, welke verscheidene wapenen en brieven te voorschijn bracht, welke het vermoeden der politie schenen te rechtvaardigen. Twee vrienden van Tibaldi, Bartolotti en Grilli, werden eveneens gevat, en voor den rechter van instructie verklaarde de laatste, een man van een zeer zwak karakter, alles wat men wilde. Daardoor vernam men dat er een uitgebreid komplot ontstond, hetwelk ten doel had den keizer te vermoorden. Grilli noemde als de hoofden van het komplot Mazzini, Ledru-Rollin, Massarenti en Campanella. Het proces, hetwelk tegen hen aangevangen werd, leidde tot hunne veroordeeling tot deportatie naar Cayenne, waaraan Ledru-Rollin door eene haastige vlucht naar Londen wist te ontkomen. Tibaldi werd gedeporteerd en de straf der anderen door den keizer in gevangenisstraf veranderd. De amnestie, welke Napoleon in den aanvang van het vorige jaar verleende, gaf Ledru-Rollin gelegenheid om naar Parijs terug te keeren, hij vertoefde hier slechts kort en