Eene zonderlinge weddenschap.
Hoewel Californië sinds lang het goudland niet meer is in de beteekenis, welke men er voor twintig, zelfs voor tien jaren, aan gaf, lokt het nog altijd vreemdelingen, welke willen beproeven of het mogelijk is met het verzamelen van goudstof fortuin te maken. Slechts zelden gelukt het een goudzoeker eene hoeveelheid gouds te verzamelen, welke hem in staat stelt in zijn vaderland rustige dagen te gaan doorbrengen; het gevondene bedraagt in den regel niet meer dan 2 dollars of 5 gulden gemiddeld daags, en daar de goudzoeker deze som volstrekt noodig heeft, om in zijne behoeften te voorzien, is er niet alleen geen sprake voor hem om zich een zekeren rijkdom te vergaderen, maar mist hij zelfs doorgaans de middelen om naar zijn vaderland weder te keeren.
Gelukkig voor hem zoo hij in geen andere behoeften dan de zijnen heeft te voorzien. Maar menigmaal drukt op hem de zorg voor een talrijk huisgezin, dat hem naar het verre Westen gevolgd is. De landverhuizer, in zijn vaderland niet tevreden met het lot dat hem was toebedeeld, hoopte in het goudland spoedig en gemakkelijk rijk te worden, en ondervindt nu dat de schatten verdwenen zijn en de tijd, waarin fabelachtige goudklompen gevonden werden, voorbij is. Droevig is nu zijn lot en dat zijns huisgezins. Niet alleen zijn zij onder zedelijk opzicht van alles verstoken, wat den mensch troost en sterkt in dit kommervol leven, maar ook de stoffelijke middelen van bestaan zijn onvoldoende en het nijpendst gebrek waart menigmaal rusteloos in de hutten der goudzoekers rond.
Dit alles in aanmerking genomen is het volgende feit verklaarbaar hetwelk door americaansche bladen wordt gemeld, hoe ongeloofelijk het overigens schijnen moge.
Zekere Charles Peoly had geruimen tijd als mijnwerker in de omstreken van San Francisco een zeer droevig leven geleid. Hij was uit New-York geboortig en daar gehuwd; zijn huwelijk werd met vier kinderen gezegend, maar hij zag zich tegelijk door allerlei rampen getroffen, zoodat zijn huisgezin aan het nijpendst gebrek was overgeleverd. Daar hij vele maar vruchtelooze pogingen had gedaan om door arbeid in het onderhoud zijner vrouw en kinderen te voorzien, nam hij eindelijk het besluit naar San Francisco te vertrekken, om aldaar zijn geluk te beproeven. Het goudland te bereiken viel hem gemakkelijk; verscheiden maatschappijen belastten er zich mede werklieden naar Californië over te brengen, mits deze zich verbonden twee achtereenvolgende jaren tegen zeker loon in de mijnen te werken. Deze voorwaarde was door Peoly trouw vervuld; met ijver had hij gearbeid ofschoon hij spoedig inzag dat hij niet in El Dorado aangeland was. Was zijn loon klein, hij hoopte dat dit zou verhoogd worden, wanneer de twee jaren verloopen zouden zijn. Deze hoop werd niet geheel vervuld, want de voortdurende aanvoer van arbeiders liet de eigenaars der mijnen buiten de noodzakelijkheid den arbeid duurder te betalen. Peoly ontving echter eenige verhooging van loon en nam nu het besluit op den vorigen voet, dat is hoogst bekrompen, te blijven voortleven, ten einde eene som te vergaderen, welke hem in staat zou stellen naar New-York terug te keeren, want was hij in beide steden al even ongelukkig, te New-York bezat hij ten minste nog bloedverwanten.
Toen hij weder twee jaren gearbeid had bezat hij eene som van 500 dollars, maar om zijn plan te volvoeren, behoefde hij minstens het viervoud dier som. Hierover nadenkende, verviel hij bijna tot vertwijfeling, want hij vreesde dat hij de som, welke hij noodig had, wel nimmer in zijn bezit zou zien.
Een toeval kwam hem evenwel op zonderlinge wijze te hulp. Op zekeren dag met zijne medearbeiders in gesprek zijnde, verhaalde hij dat hij een uitmuntend looper was en niet geloofde dat iemand hem in dat opzicht evenaarde. Zijne makkers geloofden dat hij gekscheerde en dachten aan grootspraak, doch Peoly verklaarde te willen wedden, dat