Alkmaar.
Deze hoofdstad van het voormalige Noord-Kennemerland is ontegenzeggelijk een der oudste steden van Noord-Nederland; men wil dat zij als dorp reeds in de 6e eeuw onzer tijdrekening bestond. Vroeger was zij schier aan alle kanten met meren omzet, welke haar in zekeren zin tot een bolwerk verstrekten; eerst nadat velen dezer waterplassen door droogmaking in uitmuntend weiland waren herschapen, werd Alkmaar met wallen en muren, ter verdediging tegen den vijand, omgeven. Als stad werd zij gehouden voor de fraaiste van het Noorderkwartier, zoowel om hare schoone, rechte, met boomen beplante straten als om de fraaie gebouwen; zij strekt zich uit langs het kanaal van Amsterdam naar den Helder, zoodat zij in rechtstreeksche gemeenschap met de zee staat.
Driemaal, in 924, in 1166 en in 1169, werd de stad door de West-Friesen in brand gestoken en behalve deze herhaalde oorlogsrampen werd zij in het jaar 1228 nogmaals voor een groot gedeelte de prooi der vlammen. Hare gehechtheid aan de ongelukkige Jacoba van Beieren deed haar met den bourgondischen hertog, Filips den Goede, in onmin komen, ten gevolge waarvan zij met het verlies harer stedelijke voorrechten, poorten, muren en sterkten gestraft werd; nauwelijks had de onderwerping haar de vergiffenis voor bovengemelde misdaad verworven of weêr trof haar de ongunst des hertogs, toen zij namelijk in 1492 was overgegaan in handen van het beruchte Kaas- en Broodvolk en de wapenplaats van het misnoegde en oproerige landvolk geworden was. Dezelfde straf als vroeger werd haar daarvoor opgelegd. In 1517 werd de stad gedurende acht dagen geplunderd en voor een gedeelte platgebrand door de Zwarte Hoop, terwijl zij reeds veertien jaren later door de woeste benden van Christiaan II van Denemarken vreeselijk geteisterd werd. Van 1531 tot 1573 mocht de stad den vrede smaken, maar in het laatste jaar had zij wederom veel te lijden gedurende het merkwaardig beleg dat zij doorstond, toen don Frederik, de zoon van den hertog van Alba, te vergeefs alle krachten inspande om haar voor Spanje terug te winnen. Het spreekwoord: ‘van Alkmaar begint de victorie,’ dat langen tijd algemeen in Noord-Holland gebezigd werd, bewijst overtuigend hoe verdienstelijk de burgerij en de kleine bezetting zich voor de republiek der Vereenigde Provinciën gemaakt hadden. Een tweede zij in het begin dezer eeuw door een engelsch-russisch leger werd aangevallen, maar ook ditmaal kon zij niet worden genomen.
Tot de voornaamste gebouwen behooren: het Stadhuis, de groote of St. Laurenskerk, welke voor de schoonste van Noord-Holland gehouden wordt, eindelijk de Waag, waar jaarlijks millioenen ponden kaas voor den handel gewogen worden. Alkmaar is beroemd om zijne kaasmarkt; - onze gravure geeft daarvan een naar het leven geteekende voorsteling. Meer dan ieder ander artikel brengt de kaashandel rijkdom en vertier in de stad.