Eene episode uit het leven van den prins C. von Metternich.
Altijd is het eene moeilijke taak over een groot man te spreken, wanneer men het gevaar wil vermijden van ofwèl zijne verdiensten en wezenlijk groote hoedanigheden te beknibbelen en te verkleinen, ofwèl uit ontzag voor zijne grootheid de gebreken - en welk groot man heeft ook zijne gebreken niet? - over het hoofd te zien. Moeilijker nogtans moet het zijn in de beperkte ruimte der Illustratie eene levensschets saâmtestellen van een man als prins Clemens von Metternich was. Het veelbewogen leven van den oostenrijkschen staatsman, die jaren lang als de eerste gold in de europeesche diplomatie en als zoodanig het lot van Europa in zijne handen hield, die in lateren tijd even sterk werd gegispt en gehekeld als hij vroeger hemelhoog werd verheven en geprezen, die op den avond van zijn levensdag een donderend ‘weg met hem’ tegen zich hoorde uitschreeuwen, hij die zoo menigmaal de jubeltonen eener opgetogen menigte had opgevangen; het leven van dien man in eenige kolommen saâm te vatten mag ondoenlijk genoemd worden. Wij zullen er ons dan ook niet aan wagen, te meer daar de aard van ons tijdschrift afkeerig is van de vele politieke beschouwingen, welke zulk eene opsomming der daden en werken van den grooten staatsman zou vorderen. In een beknopte schets willen wij dus melding maken van eenige bijzondere feiten in dit leven en ons een enkel slechts voorbehouden ter breedere beschrijving, omdat men daarin beter dan elders den man kan leeren kennen.
Clemens von Metternich werd den 15 Mei van het jaar 1773 te Koblentz geboren en door zijne familie in streng aristocratische beginselen opgevoed. Reeds vroegtijdig werd zijn geest vervuld met overdreven begrippen over de voorrechten van den adel en vooral over de verhouding van de vorsten tot hunne volken, welke hem immer in zijn verder leven zijn bijgebleven; nogtans bracht zijn goedig karakter hem er toe om reeds als knaap er eene zekere vreugde in te vinden met personen van minderen stand op een meer gemeenzamen voet om te gaan. Hij studeerde de rechten aan de universiteiten van Straatsburg en Mentz, deed na de voltrekking zijner studiejaren eene reis naar Engeland en begaf zich toen naar Weenen, waar hij zich in het huwelijk verbond met eene kleindochter van den befaamden minister Kaunitz. Weinig is er verder bekend over de jeugd en de eerste studiejaren van Metternich, maar uit hetgeen men weet kan men veilig opmaken dat hij zijn leeftijd niet besteedde aan het najagen der genietingen en aan het veelvuldig en ijdel tijdverdrijf, waarmeê de adel der 18e eeuw zich meestal bezig hield, maar veeleer aan ernstige studiën, welke hem de loopbaan van het staatkundig leven moesten openen. Zelf sprak hij later meermalen van de ernstige studiën zijner jeugd, wanneer hij namelijk op meer gevorderden leeftijd zich aan langdurigen en afmattenden arbeid moest overgeven. ‘Zoo lang Metternich,’ zoo verhaalt zijn vriend Marmont in zijne Memoires, ‘te Weenen op de aanstelling tot een ambt moest wachten, wijdde bij zich aan de studie der medicijnen, voor welke hij steeds eene verklaarde voorliefde koesterde. Hij bezocht de hospitalen der hoofdstad en ontbrak nooit bij eene eenigszins gewichtige heelkundige operatie. Daardoor had hij het zoover gebracht dat zijne vrienden van hem zeiden dat een zieke aan zijne handen beter was toevertrouwd dan aan die van menig geneesheer.’
In zijn uiterlijk wist Metternich van zijne jeugd af een zekeren ernst en waardigheid te paren aan eene innemende minzaamheid, die hem tot in zijn laatste levensdagen bijbleef en welke zijne vijanden zelven slechts konden prijzen. De scherpte van zijn adelaarsblik wist in een oogwenk de geheele waarde van een onbekende te schatten, terwijl zijne hoffelijke vriendelijkheid hem het middel aan de hand gaf om het vertrouwen te winnen ook van den meest bevooroordeelde en den meest wantrouwende. ‘Zijn blik doorgrondt de diepste geheimen,’ zoo getuigde een fransche staatsman van hem, ‘en zijne vriendelijkheid is zoo groot dat men zich onwillekeurig bewogen gevoelt hem alle geheimen te openbaren.’
Het eerst trad Metternich op als staatsman bij het vredescongres van Rastatt; daarna als keizerlijk gezant te Dresden en in 1803 te Berlijn, waar hij er in slaagde in 1805 de derde coalitie van Oostenrijk, Pruisen en Rusland tegen Napoleon in het leven te roepen. Na den ongelukkigen oorlog die er op volgde werd hij als gezant naar Parijs gezonden; hier was het dat hij op den belangrijksten post van dien tijd, aan de zijde van den man voor wien geheel het Westelijk Europa bukte, zijn grooten aanleg voor de diplomatie aan den dag legde; dat hij de verschillende toestanden en personen leerde kennen, zoodat hij hen steeds op de meest geschikte wijze wist te behandelen en dat hij leerde: ‘in geduld den tijd af te wachten waarop men meester van den toestand moest zijn.’ Het verdient opmerking dat Napoleon zelf bij keizer Frans er op had aangedrongen dat Metternich tot dien belangrijken post zou benoemd worden, zoodat men kan zeggen dat Metternich aan zijn grooten vijand zelven de verheven plaats dankte, welke hij later in Oostenrijk bekleedde. Wat hij als gezant te Berlijn niet zonder geluk begonnen had zette hij nu in 1808 met hardnekkige volharding te Parijs voort; het was toen Spanje zich tegen Napoleons overheersching opwierp en toen de keizerlijke legioenen de eerste nederlagen moesten ondergaan. Metternich stond gedurende een volslagen uur en bij een openbare audientie de heftigste uitvallen van Napoleon tegen Oostenrijk door. ‘Napoleon,’ zoo lezen wij in eene levensschets van den beroemden staatsman, ‘verweet aan Metternich met duidelijke en grove woorden zijne samenkomsten met Talleyrand en Fouché, en door dezen met de hoofden des weêrstands in Spanje en Portugal; verder wierp hij hem de valsche berichten voor, welke hij dien ten gevolge naar Weenen overmaakte enz. enz. Alles sidderde en beefde, slechts Metternich bleef kalm en waardig, zoodat zelfs de kruipendste vleiers en hovelingen hem met bewondering aanschouwden.’ De heldenfeiten van den oostenrijkschen oorlog van het jaar 1809, welke het verlossingswerk van 1813 mogelijk maakten, waren het gevolg zijner onverschrokkenheid.
Toen graaf Stadion zijn ambt van Oostenrijk's staatsminister neêrlegde verwisselde Metternich zijne diplomatieke loopbaan met de portefeuille van Buitenlandsche Zaken; het was als minister van dat departement en als voorzitter van den ministerraad dat hij de vredesonderhandelingen met Frankrijk leidde, toen al de opofferingen, al de heldenfeiten van het oostenrijksche leger aan zijn aangenomen vaderland de overwinning niet konden bezorgen. Hij was het die eene huwelijks-verbintenis van de aartshertogin Maria Louisa met den overwinnenden geweldenaar voorsloeg, een offer waardoor het geprangde Oostenrijk tijd en rust moest winnen; van af dien dag legde Metternich er zich op toe om den vrede te bewaren en vooral om een nieuwen vredebreuk in het Noorden te keer te gaan. Hij bepaalde zich tot diplomatieke vertoogen, maar deze waren zoo nadrukkelijk en krachtig, daarbij legde hij zooveel bekwaamheid en tact aan den dag dat Napoleon, wiens heerschzucht elke bemoeiing verijdelde, later op St. Helena het schitterendst getuigenis aflegde van zijn staatsmansbeleid. Thiers, de jongste geschiedschrijver van dien tijd, wijst het als de grootste fout van Napoleon aan dat hij den raad van Metternich in den wind heeft geslagen. De oorlog brak dus uit en Oostenrijk werd opgeëischt hulptroepen aan den franschen keizer te zenden, maar Metternich, volgens het getuigenis van den Franschman Marmont, wist haar getal zoo zeer in te krimpen dat het aantal Oostenrijkers in het groote leger bijna niet noemenswaard was. Tegelijk met het opperbevel wist hij voor den vorst van Schwarzenberg den titel van veldmaarschalk te verkrijgen. Zoo kwam Schwarzenberg later aan het hoofd van het oostenrijksche leger toen de kruistocht tegen Napoleon geopend werd. ‘Is het niet opmerkelijk,’ vroeg de reeds genoemde Marmont zich af, ‘dat Napoleon zelf de werktuigen uitkoos welke later tot zijn ondergang zooveel zouden bijbrengen?’
Na den russischen veldtocht, toen de oorlog der verbonden Mogendheden reeds was uitgebroken, werd aan Metternich door Rusland en Pruisen eene gewapende bemiddeling tusschen de oorlogvoerende partijen opgedragen. Ten dien einde had hij eene bijeenkomst met Napoleon te Dresden welke zes volle uren duurde en welke van zooveel gewicht was voor het vervolg van den oorlog. Bij dit onderhoud, het schoonste lichtpunt in het leven van Metternich, moeten wij eenige oogenblikken verwijlen.
(Wordt vervolgd.)