Rumeniërs op weg naar de markt.
Schier geen volk in Europa bestaat uit zulk een mengelmoes van stammen, als de bewoners van 't benedengedeelte des Donau's: de Rumeniërs. Wat hunnen oorsprong en afkomst betreft, vindt men ter nauwernood twee geschiedvorschers, welke het met elkander hieromtrent eens zijn, en hunne allerlei talen samengeraapte spraak geeft aan de grootste linguisten overvloedig gelegenheid tot hoofdbreken. De slavische geleerde Schasarik beweert dat zij uit een vermenging van Gothen, Romeinen en Slaven ontstaan zijn, de niet minder beroemde M. Miklosich daarentegen zegt, dat zij van de Daciërs en Geten afstammen, anderen wederom geven hun een celtische of romeinsche afkomst. Met deze laatste geneologie voelt zich de Rumeniër het meest gestreeld en vraagt men hem naar zijne voorvaderen, dan antwoordt hij: ‘eú sunt Rumâmú d.i: wij zijn Romeinen.
Doch wat de Rumeniërs ook mogen geweest zijn, zeker is 't dat zij voor dit oogenblik niet veel te beteekenen hebben. Sinds enkele jaren is echter ook onder hen eenige gisting ontstaan en streeft de diplomatie er naar, om hen met hunne broeders in Hongarije, Zevenbergen en Bessarabië een eendrachtig volk van negen millioen zielen te doen vormen. Aan hun hoofd staat een duitsch vorst de prins van Hohenzollern, doch de vervaarlijke moeielijkheden, waarmede hij te kampen heeft, doen tot dusverre weinig gunstige gevolgen voor de toekomst verwachten.
Krachteloosheid en ijdele trots zijn over 't algemeen zelfs nog de minste gebreken der stadsbewoners van Rumenië, en de plattelandsbevolking, welke in andere landen dikwerf een kern vormt, welke in staat is de verslapte krachten van menig volk te herstellen, is hier door de afpersingen en demoraliseerenden invloed der Joden uitermate ontzenuwd.
Dat zou men evenwel niet zeggen, wanneer men het uiterlijk en den lichaamsbouw dezer landlieden gadeslaat. Gemeenlijk zijn zij van middelmatige grootte; kleine gestalten kunnen uitzonderingen genoemd worden. Van regelmatigen lichaamsbouw, is hun hoofd en gelaat langwerpig, hun profiel gunstig en zelfs edel, en hunne oogen vonkelen dikwerf met eene levendigheid, welke door hunne handelingen weinig bewaarheid wordt.