Het park van Fontainebleau.
De tuinen van Fontainebleau dagteekenen even als het koninklijk paleis van af de regeering van Frans I en werden naar den trant der romein sche tuinen van het tijdperk van Augustus aangelegd. Hendrik IV deed de inrichting dezer lustoorden belangrijke wijzigingen ondergaan, en 't was vooral de groote hoeveelheid water, welke hij wist te doen benuttigen om aan de wandeldreven door springfonteinen eene bijzondere bekoorlijkheid bij te zetten.
De tuinman kon echter de verlangens van zijn meester niet geheel bevredigen en doordien de grond op sommige plaatsen zeer onvruchtbaar was, moest hij hem soms meer beloven dan hij ten uitvoer bracht. Op zekeren dag wandelde de koning met den hertog d' Epernon door een dezer weinig vruchtbare plaatsen. ‘Sire,’ zegde deze, ‘'t is toch jammer, dat hier niets groeien wil.’ - ‘Wat jammer! Wij zullen er Gasconjers (windbuilen) planten, die groeien overal!’ antwoordde de koning lachend, terwijl hij den hertog en zijn tuinman aanzag.
Men is er echter door geduld en inspanning toe gekomen, om overal iets meer dan Gasconjers aan te kweeken en de tuin werd onder Lodewijk XIV door Lenôtre geheel veranderd en met de uitgelezenste bloemen boomsoorten beplant. Napoleon I liet er vervolgens het heerlijke engelsche park aanleggen, dat den vijver omringt terwijl eindelijk Louis Philippe er verschillende vergrootingen en verfraaiingen aanbracht.