Groenteverkoopsters te Straatsburg.
Even als bij ons in de groote steden komen nu en dan, het meest op de marktdagen, de bewoners van het platte land de Straatsburgers aan hunne vorige kleederdracht herinneren. Dan vindt men een bonte mengeling van moderne en antieke kostumen. Op de markt en in sommige straten hebben de boerinnen, die van buiten zijn gekomen, zich met hare vruchten en groenten nedergezet, en de Straatburgsche vrouwen komen de laatsten bezichtigen en koopen. Welk een kontrast. Die jonge deern met een mand vol wortelen en knollen aan hare voeten draagt een lichtkleurigen rok, van onderen met breed lint omzoomd, over het fluweelen of lakensche jak een gekleurden doek, die op de borst het keurslijf half of geheel bedekt. De muts heeft den vorm van een kap maar eischt den eersten blik door den breeden strik, die boven het voorhoofd er op is gelegd. Een helder wit, soms gekleurd voorschoot en een paar lage en eenvoudige schoenen voltooien het kostuum.
En de dame met hare sleepjapon, haren mantel of shawl, haar reusachtig chignon, dat het mikroskopisch hoedje nog kleiner maakt? Zij trekt den neus tegen de eenvoudige Elzasche boerin, maar vergeet dat zij in hare jeugd eveneens gekleed was, dat het verschil tusschen haar en het eenvoudige landmeisje slechts hierin bestaat, dat dit de voorvaderlijke kleederdracht heeft bewaard, en zij zich aan de voorbeeldelooze tirannie der mode heeft onderworpen.