Eene visschersvrouw van het eiland Marken.
De visschersvrouw, op nevensgaande gravure voorgesteld, welke hare eenzame stonden in 't gezelschap van eenige katten doorbrengt, is eene der arme bewoonsters van het aan de Nederlanders zelven zoo weinig bekende eilandje Marken in de Zuiderzee.
Veel is er aan 't eilandje niet te kennen noch te roemen. Een vuurtoren, een kleine kerk, een school, ziedaar de hoofdgebouwen, welke 't aanbiedt. De vlakte brengt, wegens de aanhoudende overstroomingen, bijna geen enkele vrucht voort; slechts een vaal groen, dat wanstaltig door eenige zeeplanten wordt afgewisseld, bedekt den grond. Op de hoogst gelegen plek, de Bloedberg genaamd, staan de woningen der arme visschers; het zijn huisjes van ééne verdieping, alwaar menschen en vee onder hetzelfde dak wonen; eenig stroo vormt gemeenlijk het dak en de muren bestaan uit tegelsteenen. Treedt men echter de eenvoudige hutten binnen, dan ontbreekt er in weêrwil der nijpende armoede, de bekende hollandsche zindelijkheid niet.
De bewoners zijn een eigenaardig volkje, dat ernstig en werkzaam in den strijd met de elementen verhard is. Nauwelijks duizend zielen telt het eiland en allen leven van de zeebewoners; zij zijn visschers en schippers, voor wie de zee een tweede vaderland werd, helaas een vaderland dat den meesten ook tot grafstede gewordt. Want hoe kommerloos en opgeruimd er de arme zeelieden ook uitzien, niet zelden gebeurt het, dat de Zuiderzee, welke hen des morgens tot den rusteloozen arbeid uitnoodigt, hen reeds des avonds in haar killen bodem heeft opgenomen. Van daar dat het aantal weduwen er zeer groot is en Marken niet ten onrechte: ‘het eiland der weduwen’ wordt genoemd.