zwaren dienst gehad. Toen hij zich te slapen legde beval hij zijn oppasser, dat hij volstrekt niet mocht gewekt worden. Den volgenden ochtend hoorde de oppasser het roffelen der trommels van de terugtrekkende beiersche regementen, maar overeenkomstig het hem gegeven bevel liet hij den officier rustig slapen. Spoedig daarna klonk de fransche trompet in de straten van Orleans. Nu meende de persoon bij wien de officier ingekwartierd was, dat het hoog tijd was dezen te wekken. ‘Kapitein,’ - ‘gisteren waart gij mijn gast; maar heden hebben de Franschen de stad op nieuw bezet en nu zijt gij mijn gevangene.’ ‘Zoo, inderdaad?’ vroeg de Beier terwijl hij zich zóó uitrekte, dat het bed er van kraakte. - ‘Ja, inderdaad kapitein.’ - ‘En is er geen kans om weêrstand te bieden?’ - ‘In het geheel niet.’ - ‘Frits,’ voegde de officier zijn oppasser toe, welke bedaard het bevel gehoorzaamde, ‘geef dien heer onze sabels, wij zijn gevangenen.’ De officier legde zich daarna weer kalm neder en sliep op nieuw in.
Een duitsch soldaat voor Parijs stond op schildwacht en had juist een brief van huis gekregen. Zijn lust om dien te lezen niet kunnende bedwingen breekt hij dien open en verdiept er zich zóó in, dat hij oor noch oog meer heeft voor hetgeen rondom hem voorvalt. Eensklaps hoort hij een gerucht, slaat de oogen op en ziet.... den koning met den kroonprins voor zich. Van schrik laat hij den brief vallen en maakt de gebruikelijke militaire eerbewijzen. - ‘Wat leest gij daar?’ zegt de koning vriendelijk. - ‘Een brief van mijn vader, Sire,’ antwoordde de soldaat welke een berisping gevreesd had. - ‘Mag ik hem lezen, of staan er geheimen in,’ vraagt de koning verder. De soldaat reikt den brief over aan den koning welke nu zijne omgeving voorleest: ‘Over 14 dagen houdt uwe zuster bruiloft, wij allen zullen u dien dag met smart missen, 't meest spijt het uw oude moeder dat zij u hier niet zien zal. Maar dat is niets, houwt maar flink op de Franschen in, opdat aan die kerels spoedig de groote mond gestopt wordt’ enz. De koning geeft den brief terug en rijdt verder. Niet lang daarna wordt de soldaat afgelost en krijgt hij 14 dagen verlof om op kosten des konings in zijne woonplaats, Stuttgard in Mecklenburg, het huwelijk zijner zuster bij te wonen.
De barbaarsche handelingen, welke aan de overwinnende duitsche troepen worden verweten, zijn allerverschrikkelijkst; o.a. worden door een geloofwaardig correspondent de volgende feiten medegedeeld.
Te Neuville werd een pastoor door een Pruis met het been aan den staart van diens paard gebonden en op die wijze geruimen tijd meêgesleept. Toen de pastoor later in deerniswaardigen toestand wederkeerde, en men hem vroeg, waarom hij zoo beslijkt was, antwoordde hij, uit vrees voor weêrwraak glimlachende: ‘o, dat is mijn oude toog!’
De adjunct-burgemeester werd aan eene gruwelijke marteling onderworpen. Na vier dagen zonder eenig voedsel gevangen geweest te zijn, werd hij ter dood veroordeeld; vooraf echter werd hij op een stroobos gebonden, en jammerlijk gegeeseld waarna men hem in eene schuur opsloot, met de aankondiging, dat hij zich tot den dood moest voorbereiden. Na drie uren aldus in doodstrijd verkeerd te hebben, werd hij weder op vrije voeten gesteld.
Te Vaux- Vilaine werden door één ulaan drie onschuldige burgers, ondanks het gesmeek en gejammer der gansche vrouwelijke bevolking, onbarmhartig doodgeschoten. Men had namelijk vooraf den pastoor met 26 mannen in de kerk opgesloten, en hun toen gelast zelven 3 personen uit te kiezen om gefusilleerd te worden. Het lot viel op vaders van huisgezinnen, in welker plaats drie jongelingen zich aanboden, welke ook onmiddellijk het vreeselijk lot ondergingen.
Te Aubigny werden de maire en de notaris voor den krijgsraad gebracht en ter dood veroordeeld, omdat zij verdacht werden een ulaan gedood te hebben; het baatte niet, dat de echtgenoote van den laatste hare gansche fortuin als losprijs aanbood; het vonnis werd voltrokken. Ook de pastoor werd op vermoeden gegrepen, en veroordeeld om gedurende 24 uren, elke 5 minuten, een aantal geeselslagen te ontvangen.
De volle straf werd echter niet toegepast, want nadat de pastoor gedurende eenige uren de marteling had volgehouden, gaf een militair geneesheer den last ‘het werk maar te staken, daar de pastoor er toch niet meer van op zou komen.’