De fluitspeler naar Oberländer.
Geheel in tegenstelling met den vioolspeler (zie bl. 321 2en jaargang) heeft de fluitspeler von Oberländer het karakter van een vroolijken frans, welke, met zich zelven vergenoegd en te vreden, van den eenen dag op den anderen leeft, zonder meer zorg dan volstrekt noodig is om te weten hoe hij zijn ledigen tijd zal slijten en hoe hij het aan moet leggen om ten spoedigste eenige dubbeltjes en kwartjes te verdienen, ten einde zijn uren eens recht vroolijk door te brengen. Zoo bezorgd de vioolspeler is, zoo onbezorgd is deze; voor hem is iedere dag zooals alle andere, en hij kent zelfs de gedachte niet welke hem de mogelijkheid van eene verandering ten kwade zou kunnen voorspiegelen. De man acht zich te vreden, misschien wel omdat geen andere met hem daarin overeenstemt; wij althans zouden hem niet goedgeefs bovengenoemd predicaat in zijne geheele uitgestrektheid durven toeschrijven. De zorg toch voor den dag van morgen, welke zorg evenwel niet overdreven mag worden, kan zooveel bijdragen om de tevredenheid van den mensch te verzekeren en daardoor zijn aardsch geluk te versterken.