Iets over de Reuzenbeelden in de oude Vlaamsche ommegangen.
Door Frans de Potter.
Van de beelden, die in de oude Vlaamsche processiën vertoond werden, waren de Reuzen meest populair. Zij verpersoonlijkten groote weldoeners of dwingelanden der menschheid. Men vindt de Reuzen bij de wieg van alle volken terug. Het geheimzinnige en de uitwendige grootheid, die de menigte in alle tijden treffen konden, tegelijk met de bijgeloovige traditie, dat al wat buitengewoon of onverklaarbaar voorkwam, door de Reuzen was tot stand gebracht, waren oorzaken van de groote volksgunst voor dit slag van voorstellingen. Deze denkbeelden moesten gemakkelijk ingang vinden in den geest der noordsche volken, die hunne geschiedenis deden opklimmen tot wreede en gedrochtelijke godheden, die wel door het Christendom van hun bloedig altaar geworpen, doch in langen tijd niet vergeten waren. Hunne machtige verbeelding gaf gedaante en leven aan hetgeen hun geheimzinnig of wonderbaar toescheen, en de barbaarschheid der middeleeuwsche burchtheeren was zeker niet van dien aard om eene afleiding aan de gedachten te geven. Integendeel, zij werden versterkt door het Christendom, dat ook Reuzen, zooals St. Christoffel, ter bewondering aanbood. Toen kwamen nog de dichters, die op hunne beurt Reuzen voorstelden, en in hunne liederen helden bezongen gelijk Karel den Groote, Roeland, koning Arthur, Godevaart van Bouillon, en anderen, wier overwinningen op draken en serpenten eene algemeene bewondering verwekten. Moet het verwonderen, dat men later de vormen dezer verschillende toonbeelden in de werken van schilder- en beeldhouwkunde en in de voorstellingen der openbare feesten herhaald hebbe, om te dieper door vrees of verwondering te treffen?
Van de belgische Reuzen worden die van Antwerpen en Wetteren tot de oudsten gerekend. Het beeld van den Antwerpschen Reus Druon Antigoon, volgens de overlevering de stichter van een kapel aan de Schelde, dagteekent van 1534, en werd vervaardigd naar de teekening van Pieter Coucke, schilder, graveur en bouwmeester van Karel V. De Reus had toen eenen rooden baard, en droeg eene rozenkroon in plaats van een helm op het hoofd. 't Beeld is 24 voet lang. - Ten jare 1689, in de processie van 't eeuwfeest der herstelling van den katholieken godsdienst in België, verscheen Antigoon met acht kleinere Reuzen, op eene eigenaardige wijze naar de toen in zwang zijnde kleederdracht van Vlaanderen, Holland, Duitschland, Frankrijk, Engeland, Indië en America uitgedoscht. Dit beduidde, dat Antwerpen met al de natiën der wereld in vrede was. - De Reuzin werd in 1765 door den beeldhouwer Jan Herrcyns vervaardigd, en stelde aanvankelijk de Maagd van Antwerpen voor. Onder deze benaming werd zij den 19 Augustus van dat jaar voor 't eerst vertoond, in gezelschap van 24 andere reusachtige zinnebeelden te paard. Het jaar nadien werd de Reuzin herschapen in de godin Pallas, of Minerva, met helm, schild en lans. Men had toen eene reuzen-compagnie gevormd, het heidensche godendom verbeeldende.
De Reus van Wetteren is, volgens de sage, de laatst overgebleven van een geslacht, dat er in de warande woonde, en eene andere reuzenfamilie, welke in 't kasteel van Laarne haar verblijf hield, om haren overmoed ging bevechten. De Reuzen van Laarne versloegen hunne aanranders, ter uitzondering van éénen, die naar Wetteren terugkeerde om er 't ongeluk aan te kondigen, en daarna bezweek. Volgens eene andere traditie, zouden de Wettersche Reuzen gewonnen hebben en zou de eenig overgeblevene Reus van Laarne naar hun slot gebracht en er in de boeien gehouden zijn.
De oudste vermelding van het Wettersch reuzenbeeld klimt op tot 1622, op welk tijdstip het gedeeltelijk vernieuwd werd. Het beeld der Reuzin werd het jaar daarna hersteld. Jantje haar zoon, deed over eenige jaren eenen ongelukkigen val, brak, en werd niet weder hersteld. Ons dunkt, dat het gemeentebestuur van Wetteren ongelijk heeft de vermaarde reuzenfamilie geschonden te laten...
De Wettersche reuzen verschenen in de kerkelijke ommegangen tot omtrent het einde der XVIIe eeuw, sedert welk tijdstip zij op de kermisdagen, met trommelslag en fijferspel, dat het oude reuzenliedje opdreunt rondgeleid worden.
De gemeente Hamme moet in vroegere eeuwen ook haren reus gehad hebben, aangezien zij er nog een been bewaart, 4 voet 6 duim lang en 13 duim dik, hetwelk de overlevering beweert toebehoord te hebben aan een reus, die te Hamme woonde op de plaats, welke nog heden de reuzenstraat wordt geheeten. Na vele, vele jaren de schrik der omstreken geweest te zijn, vernam de reus op zekeren dag dat er te Tielrode ook een buitengewoon groot mensch woonde wiens overgroote lichaamskracht gehouden werd zonder weêrga te zijn. Door nieuwsgierigheid aangedreven, ging hij naar Tielrode, bezocht den reus, en geraakte met hem, na vele wederzijdsche wonderdaden, in twist, over 't punt om te weten wie van beiden de grootste was. Om deze vraag op te lossen bedachten zij een zonderling middel; zij begaven zich naar de toen in aanbouw zijnde kerk van Tielrode, deden de werklieden ophouden en begonnen zelven te metsen. De reus van Tielrode moest het voor zijnen gezel opgeven, die twee lagen steenen hooger legde. Tot teeken van zegepraal voltrok hij alleen de bidplaats, later parochiekerk geworden. Eerst langen tijd na zijn dood, zoo luidt de legende, werden zijne beenderen ontdekt, en ter eeuwige gedachtenisse bewaard.
Tot zooverre het volksverhaal. Deskundigen evenwel verzekeren, dat het gewaande reuzenbeen, niets anders is dan het overblijfsel van een der talrijke in den zondvloed omgekomen olifanten, en van welke er in 't land van Waal waartoe Hamme behoort, talrijke overblijfselen gevonden zijn.
(Wordt vervolgd.)