Van het oorlogsveld.
De steengroeven van Jeaumont.
Een der vreeselijkste episoden in de bloedige tooneelen van den tegenwoordigen oorlog had bij Jeaumont plaats. Er bevinden zich aldaar achter heuvels en bosschen diepe en reusachtige steengroeven welke jaarlijks meer dan 700 kubieke meters arduinsteen opleveren.
Een fransch voerman uit Metz was toevallig ooggetuige van het ijzingwekkend schouwspel, waarbij de pruisische bataljons in deze afgronden stortten.
Op den dag dat de veldslag van den 16 Augustus begon, bevond hij zich met zijnen wagen nabij die steengroeven, welke hij zeer goed kende, dewijl hij er dikwijls had gewerkt. De geweer- en kanonkogels begonnen rondom hem te vallen; hij liet zijnen wagen staan en liep naar Jeaumont, waar hij in eene rotsholte kroop, welke hem voor de kogels beschermde. De onmetelijke afgrond der groeven, met boomen en steenbrokken bezet, strekte zich rondom uit.
De veldslag duurde met afwisselende kans voort. Uit zijne schuilplaats hoorde de voerman het gedonder van het kanon, dat nu nader kwam en dan zich meer verwijderde, 't Was een hevig onweder, waarvan de schrikwekkende weêrklank in de verte hem de vreeselijke botsingen der twee legers boven zijn hoofd aankondigde.
Er kwam een oogenblik, waarop dit donderende gerucht naderde. De ontploffingen werden sneller en sneller.
Eensklaps hoorde hij een geraas en geschreeuw zoo verschrikkelijk dat het gedruisch van den veldslag er als 't ware door verminderd werd, en onmiddellijk verdween er een gansche stroom van menschen in den afgrond. Andere mannen volgden en vielen in de diepte; voetgangers, ruiters, huzaren, dragonders, een gansch regement lanciers, allen stortten in den afgrond, en het ijzingwekkend geschreeuw weêrklonk nog immer.
De voerman in zijn hol sloot de oogen, bleek van angst toen hij het leger in den afgrond zag verdwijnen.
Zoolang er een man op den rand der diepte stond, duurden de val en de wanhoopskreten. Beneden was het eene afzichtelijke opeenhooping van lijken, waarin nu en dan nog eene verwarde beweging kwam en waaruit nog eene lange klacht opsteeg.
Bij het vallen van den avond kwam de voerman uit zijn hol en liep weg, zonder in den afgrond te zien, waarin het stil geworden was.
Men weet wat er gebeurd was.
In het hevigste van den strijd en na zeven of acht vruchtelooze aanvallen om de liniën te bemachtigen, welke door de fransche regementen waren bezet, deed het pruisische leger, onder de bevelen van den prins Frederik-Karel, nog een laatsten aanval. Op het oogenblik dat drie sterke kolonnen zich bewogen, wierp maarschalk Canrobert hun zijne divisiën te gemoet.
't Was als de schok van twee locomotieven. Gedurende een kwartier schenen de twee legercorpsen aan elkander vastgehecht en worstelden op denzelfden grond; eindelijk week een van beiden.
De kolonnen, welke vooruit rukten, weken terug, de aanvallen der ruiterij brachten de gelederen in wanorde en de pruisische bataljons kwamen in hunne vlucht aan den gapenden kuil der steengroeven.
Hunne massa's door de fransche artillerie verplet, wilden stand houden; doch de hevige aanvallen en de schok der van alle kanten uit de bosschen opdagende regementen drongen hen altoos vooruit, en 't was toen dat die onmetelijke kreet opsteeg, waarvan de weêrklank een oogenblik het gedruisch van de worsteling der beide legers verdoofde.