De oude molen.
De schilderij ‘de oude molen’ is van het penseel van den landschapschilder Grandsire, die aan de diepe geheimen der natuur de voorkeur geeft boven de strikte vereischten der school. Daarom nogtans stelt hij zich niet tevreden met het eerste landschap het beste; neen hij zoekt, hij wikt en weegt, zuivert zijn idee en breidt het uit. Helt hij al eenigszins over naar landschappen opgevroolijkt door de bekoorlijke licht-schakeeringen, zoo haat hij ook de prachtige schaduwbeelden niet, die stemmen tot het ingetogen en geheimzinnige. Boomen, molen en voorzeker niet minder het heldere vergezicht, het levert een bekoorlijk geheel, dat genie verraadt. Zijn hoofdidee in deze schildering is een molen, maar een zoodanige als aan velen onzer lezers misschien niet bekend is. Wij zullen met een paar woorden trachten hen hierin op de hoogte te brengen.
Onder dezen naam in het algemeen verstaat men een werktuig, dat door inwendig raderwerk eene beweging uitvoert, waartoe eene beweegkracht van buiten wordt gevorderd. Verschillend zijn de krachten, die hiertoe worden aangewend en meestal duidt de onderscheidingsnaam der verschillende molens die kracht aan; zoo worden zij wind- stoom- water- handmolens, enz. geheeten, naar gelang zij worden in beweging gesteld. De soort door onze gravure op bladz. 17 voorgesteld is die welke aan den stroom van het water tegen een van kleppen voorzien rad hare werking dankt. Deze uitvinding dagteekent van den tijd van keizer Augustus en wordt in oudheid van bestaan alleen overtroffen door die der hand- en rosmolens, die van nog vroegeren tijd dagteekent. De watermolens zijn tweesoortig. De eene schipmolens geheeten, zijn eene uitvinding van Belisarius in het jaar 536 en onderscheiden zich hierdoor dat zij op schuiten gelegen zijn op die wijze, dat het groote rad, waardoor het inwendige raderwerk wordt in beweging gesteld, in het water hangt om op de aangegeven wijze den stroom zijn werk te doen verrichten. De anderen worden paalmolens genoemd en op in den grond geheide palen aan een waterkant gebouwd. Tot in de twaalfde eeuw waren het enkel deze soorten van molens, waarvan men zich bediende, toen werden echter de windmolens uitgevonden, die wel veel kostbaarder maar tevens ook doelmatiger zijn, zoo om hunne grootere hechtheid als omdat zij veel meer ruimte bieden en daardoor den gang van het werk minder belemmeren. Deze uitvinding heeft echter die der watermolens niet in vergetelheid gebracht. Men vindt ze nog op zeer vele plaatsen en onder anderen in de provincie Gelderland in de Veluwe, waar de van de heuvels afvloeiende beken eene menigte papiermolens in beweging brengen. Wanneer men zich als vreemdeling des avonds op die plaatsen bevindt kan men zich maar moeilijk het geluid verklaren door die watermolens veroorzaakt. Het stroomen van het water tegen de kleppen van het groote rad maakt een eigenaardig klapperend gedruisch, dat zich zeer zonderling in de eentonige stilte van den avond of nacht op betrekkelijk verren afstand reeds doet hooren.