De Belgische Illustratie. Jaargang 3(1870-1871)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De droom. ‘Was 't liedje dat ik zong, niet aardig? Danste ik niet goed er bij? Weg schooister!’ scholden mij de menschen. Waarom zoo boos op mij? De hond kreeg brood en vleesch tot eten Daar aan die rijke poort, Ik vroeg een bete, zong en danste er, Men lachte en joeg mij voort. Wanneer ik niets te huis kan brengen Dan gromt mijn vader zeer, Dan slaat hij mij zoo hard. En moeder?.... Ach! 'k heb geen moeder meer.’ Het meisje kan van smart niet schreien, En uitgeput en moê Zinkt ze op den killen grond ter neder En sluit haar oogjes toe. Een zoete droom bevangt haar zinnen: Zij ziet een englenrij, Zij hoort haar lied door hen gezongen In hemel-melody. Verheugd heft zij den blik ten hemel, Zij ziet haar moeder weêr... Op de aarde scheen een arme minder Daar ginds een engel meer. T.T. Vorige Volgende