Danton.
Deze bloeddorstige revolutionair werd op den 28 October 1759 in het stadje Arcis-sur-Aube in Champagne geboren. Reeds in zijne vroegste jeugd gaf hij blijken van de wreedheid, waardoor hij zich later berucht maakte; op het collegie te Troyes noemden zijne medeleerlingen hem Catilina, een naam dien hij zich verwierf door zijne herhaalde plagerijen en de dubbelzinnige rol, die hij gewoon was te spelen.
Na zijne studiën geëindigd te hebben, begaf hij zich naar Parijs en maakte weldra kennis met Mirabeau, die spoedig begreep dat Danton hem veel hulp zou kunnen leenen bij zijne bestrijding van de leden der Algemeene Staten, die den naderenden storm der revolutie trachtten te bezweren. Het gelukte Mirabeau den vurigen Danton geheel aan zich te verbinden, waarom zeker schrijver zegt, dat Mirabeau Danton gebruikte tot een blaasbalg om het vuur der driften in de menigte aan te blazen. Om hun doel te beter te bereiken, handelden beiden als echte verraders; zij onderhielden betrekkingen met het hof en de partij van Orleans en werkten tevens om het een zoowel als de andere in het verderf te storten.
Door Mirabeau kwam Danton verder in kennis met Camille Desmoulins, Robespierre, Péthion, Marat en andere partijhoofden uit Parijs. Welke zijne politieke denkbeelden waren, is moeielijk uit te maken; het is alleen zeker dat hij door heerschzucht aangedreven was en geen vuriger verlangen had dan zoo spoedig mogelijk tot de hoogste waardigheden op te klimmen. Toen de koning op den 20 Juni 1791 de vlucht nam, was Dan tons invloed reeds zeer gewichtig geworden, en den 14 Juli daaraanvolgende durfde hij het wagen aan het hoofd eener groote volksmenigte zich naar de Wetgevende Vergadering te begeven om te eischen dat de koning in staat van beschuldiging zou gesteld worden. Men beweert dat het hof door middel van groote geldsommen zich van zijne vriendschap poogde te verzekeren, en sommigen voegen er bij dat Danton hiertoe niet ongenegen zou zijn geweest, indien hij niet reeds te zeer aan de zaak der revolutie ware verbonden geweest.
Toen bij de verkiezingen van November in genoemd jaar de wilde Péthion tot maire van Parijs werd benoemd, verkreeg Manuel de betrekking van procureur der gemeente en Danton die van substituut-procureur. Daardoor zette onze held den voet op den eersten trap van de ladder des bewinds. Tegelijk knoopte hij weder onderhandelingen met het hof aan en ontving van Maria Antoinette eene som van 150,000 livres op voorwaarden, die hij zich bepaaldelijk voornam niet te zullen volbrengen. Integendeel werkte hij van dezen tijd. af met grootere woede dan ooit aan de ondermijning van het koningschap, en aan den val daarvan op den 10 Augustus 1792 had hij geen gering aandeel. De gevangenneming des konings bewerkte eene geheele verandering des bewinds; het ministerie Servan-Roland werd gevormd, en daarin trad Danton op als minister van justitie.
Het gepeupel ontving de tijding van zijne verheffing met uitbundig gejuich, en Danton maakte van zijne macht gebruik om het geld des lands met volle handen onder zijne vrienden uit te deelen. ‘De schatkist betaalde Dantons proconsuls,’ zegt de Lamartine, en voor zijnen arbeid genoot de minister een jaarlijksch inkomen van 100,000 francs. Alle geschiedschrijvers komen daarin overeen, dat Danton in den korten tijd van zijn bestuur overgroote sommen uit 's lands schatkist verkwist heeft.
Om de kracht der royalistische partij, die toen nog zeer sterk was, voor altijd te breken, stelde Danton voor en dreef het door dat op een bepaalden dag bij alle bewoners van Parijs huiszoeking zou gedaan worden. Deze had ten doel alle verborgen wapenen op te sporen en de zoogenaamde verdachten gevangen te nemen. Verdachten waren allen, die met het leger der verbondenen, waarin de koninklijke prinsen dienden geheime betrekking of briefwisseling onderhielden. Zij had plaats op den 30 Augustus en vernielde de koningsgezinde partij, zooals de gevangenneming des konings op 10 Augustus den koninklijken troon omvergeworpen had.
Vroeg in den morgen van genoemden dag werden de trommen doorgeheel Parijs geroerd; drommen van sans-culotten, door Santerre en zijne makkers aangevoerd, verspreidden zich door alle wijken en doorzochten tot zelfs de geheimste schuilhoeken van ieder huis. De oogst was groot; behalve de wapenen en schatten, die geroofd werden, sleepte men 5000 verdachten naar de gevangenis.
Twee dagen later beklom Danton de tribune gaf verslag van het gebeurde en eischte onmiddellijke veroordeeling van de gevangenen. ‘De vijand’, riep hij uit, ‘staat aan de grenzen, wij mogen de republiek niet in gevaar brengen door een anderen vijand in onzen rug te laten. Wij kunnen slechts den buitenlandschen overwinnen, als wij den binnenlandschen ten val gebracht hebben.’
Na zijne redevoering geëindigd te hebben, verliet Danton de vergadering, en de Septembermoorden begonnen. Hij zelf plaatste zich op de open plaats van een der gevangenissen, voor eene tafel, liet de gevangenen voor zich komen en sprak zonder eenig onderzoek in te stellen het doodvonnis uit. Dit werd onmiddellijk voltrokken; het bloed zijner slachtoffers spatte den wreedaard menigmaal in het aangezicht, en nog werd hij zoo weinig getroffen, dat hij de wagens, die de lijken en afgeslagen hoofden wegvoerden, een spotlach nazond. De moord duurde van den 2en tot den 6en September. Toen waren alle gevangenissen ledig. De gemeenteraad beloonde de heldendaad der beulen door eene gelduitdeeling en Danton, zeide tot hen: ‘nu ook de steunpilaren van den troon gevallen zijn, bedank ik u, ik, niet de minister van justicie, maar de minister der revolutie.’
(Slot volgt.)