De boomwurger.
Niet alleen mensch en dier vernietigen dikwijls het leven der plant, om in eigen onderhoud te voorzien, ook in 't vreedzame plantenrijk heeft men gewassen leeren kennen, die, om zoo te spreken in moordlust voor de wildste roofdieren niet onderdoen en door de natuurkundigen met den naam van boomwurgers zijn bestempeld.
Een boom leeft op een anderen, hij overweldigt en omgeeft dezen om hem te vernietigen, terwijl het slachtoffer niet in staat is zich tegen dezen tirannieken overmoed te vrijwaren. Ofschoon het vernielend gewas den uiterlijken schijn heeft van een woekerplant te zijn, wordt het echter door de wetenschap niet onder deze soort gerangschikt, dewijl men hiertoe slechts die planten brengt, die van de sappen der gewassen, uit welke zij voortkomen, hun voedsel trekken of met het vreemde leven de nauwste vereeniging en ineensmelting aangaan.
De wijze waarop zich dit zonderling natuurverschijnsel openbaart, is niet altijd dezelfde. Veelal wassen de twee boomen broederlijk als tweelingen naast elkander, totdat een derzelven zijne takken zoodanig om den anderen slingert, dat deze stetft en de overwinnaar op de overblijfselen van den gevallene zijne kroon zegevierend uitspreidt. Soms ook verschijnt het vernielend gewas even als vloeibaar lood om den stam van zijn slachtoffer uitgegoten. Zonderling en geheimzinnig intusschen is in beide gevallen werking en leven der beide planten, zoodat zelfs het geoefendste oog bezwaarlijk de twee gewassen uit elkaâr weet te onderscheiden.
Wat nu het ontstaan van dit natuurverschijnsel betreft, zoo is dit meestal aan toevallige, uitwendige omstandigheden toe te schrijven. Vogels, vledermuizen en andere dieren namelijk voeden zich met de rijpe vruchten van den boomwurger en lnten het zaad op den stam van den nevenstaanden boom vallen. Hier ontwikkelt zich nu allengskens een onbeduidend spruitje, dat niet het minste gevaar voor het leven zijner pleegmoeder doet gissen. Doch weldra vertoont zich de verraderlijke aard van het jeugdige plantje. Het klemt de kleine takjes vast om den boom, waarvan het zijn voedsel bekomt, ontwikkelt een veel grootere groeikracht dan deze, schiet nieuwe wortelen en slingert met zooveel kracht zijne takken als ringen om zijn slachtoffer, dat zelfs de hevigste storm niet in staat is, ze er van los te scheuren.
Met de toenemende grootte en sterkte der takken en wortels, worden ook allengskens de gevolgen der verwoestende kracht van den boomwurger zichtbaar; want terwijl het omsingelde slachtoffer zich aan de nog vrijgelatene plaatsen blijft ontwikkelen en zijne groeikracht zich onder en boven de windsels van den boomwurger vereenigt, valt hierdoor juist het kontrast der ontwikkelde en niet ontwikkelde deelen des te meer in het oog. De verwoesting gaat intusschen onophoudelijk voort; de strijd om het leven is echter dikwijls zoo hardnekkig dat de onderdrukte eerst dan voor zijnen overwinnaar wijkt, wanneer de kruinen van beiden gelijken omvang hebben en volmaakt in elkaâr zijn gewassen.
In zijn vrije levensontwikkeling gestremd, vertoont de eertijds zoo welig groeiende boom door zijne verdorde takken en hangende bladeren de duidelijke teekenen, dat hij het kwijnend verval, waarvan ldj de prooi is geworden, niet lang meer zal overleven. De stormen en andere verwoestende elementen voltooien het werk der vernietiging. De eene tak na den anderen valt van den stervenden boom, zoodat alleen de kale romp als de sprekende getuige der schanddaad van het voedsterkind overig blijft. Doch juist nu, wanneer de verrader het toppunt zijner overwinning schijnt bereikt te hebben, breekt ook het tijdstip van verval aan voor den boomwurger. Hij wordt niet meer gedragen door de overblijfselen van den boom, die hem weleer zijne groeikracht en steun verleende, doch die thans zelf aan de verrotting prijs gegeven op den verwoester het werk der vergelding begint uit te oefenen. Door zijn eigene zwaarte en om vang zich tot last, ploft hij eindelijk neêr bij den eersten den besten hevigen stormwind en weldra tot stof vergaande laat hij niets na dan een treurig beeld van aardsche grootheid en vergankelijkheid.
Een voorbeeld eener dergelijke verwoesting bieden de naast elkander staande mauritia-palmen in onze gravure voorgesteld. Uit het beeld van het oogenschijnlijk geheel onzelfstandig gewas dat de boomen omgeeft, spreekt als het ware de verraderlijke en boosaardige lust, die de heerlijke boomen eene prooi der vernieling zal doen worden. De boomwurger, niet tevreden met ter rechterzijde zijn doel bereikt te zien, schoot reeds vroegtijdig takken uit, waardoor hij ook den prachtigen bouw van den tweeden edelen boom zou vernielen; die met zoo trotsche majesteit de kruin hoog in de lucht verheft.
Ofschoon onder alle boomen de palmen het langst in staat zijn den boomwurger weerstand te bieden, zoo maakt echter de mauritia, ook wijnpalm genaamd, hierop eene uitzondering. Slechts de schors er van is zeer hard; 't inwendige echter is uiterst week en vol poriën.
De benaming van wijnpalm heeft de boom gekregen, dewijl uit zijne sierlijke vrucht een aangename drank wordt bereid, die wel is waar niet met wijn kan worden vergeleken, maar die toch eenige bestanddeelen bevat, die in den wijn voorkomen en hem door de wetenschap den naam van vinifera hebben doen geven.
Deze mauritia- of wijnpalmen wassen vooral in noord-oostelijk Brazilië in de nabijheid van den equator. De boomwurger, die er zich het meest als de plaag der palmboomen vertoont en die in onze gravure is voorgesteld, draagt den naam van cipo-matador.