De Belgische Illustratie. Jaargang 2(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 401] [p. 401] [Nummer 51] Geen thuis. GEEN THUIS. Een weesje doolde schreiend rond, Uit huis en stulp verdreven; 't Moest slapen op den killen grond, 't Moest beed'len om te leven. Een moeder zag den kleinen knaap, Haar hart werd diep bewogen; Zij kuste 't arm, onschuldig schaap De traantjes uit zijn oogen. ‘'k Heb nog twee kleine kindren, gij Zult vroolijk met hen spelen. En spijs en drank en bedje blij Als broertje met hen deelen.’ En broêr en zusje sprongen toen Vol vreugd naar d'armen jongen, En moeder kreeg van elk een zoen; - 't Is hemelvreugde wel te doen!’ Was 't lied, dat de englen zongen. Vorige Volgende