Het beklimmen van den Diablerets.
In Zwitserland rijst tusschen de kantons Waadt en Wallis een merkwaardig gebergte, Diablerets genaamd, wiens hoogste punt zich op 3118 meter boven de oppervlakte der zee in de lucht verheft. Dit gebergte is bekend en gevreesd om zijne alvernielende bergstortingen, of onthechtingen van rotsbrokken, die voor den stoutmoedigen beklimmer dikwijls noodlottig, niet zelden doodelijk en altijd gevaarlijk geweest zijn. Talrijk zijn de voorbeelden van reizigers die zich gelukkig mochten achten met zwaar gekneusde ledematen aan het gevaar te ontkomen terwijl hunne makkers onder eenen zwaren rotsbrok verpletterd eenige voeten beneden de oppervlakte waarop zij zelven lagen, den vreeselijksten dood stierven. De glooiing van dit gebergte is steil en slechts hier en daar vinden voet en hand steunpunten, die de beklimming niet alleen uiterst lastig, maar bovendien nog hoogst gevaarlijk maken wijl juist die steunpunten zich niet zelden onthechten, waardoor de genoemde bergstortingen ontstaan. Vreeselijk is het denkbeeld, dat men op honderden, ja mogelijk op twee à drie duizend meters hoogte boven de oppervlakte der zee den grond, waarop men met de voeten rust, onder zich voelt wegzinken, zonder een hechter steunpunt voor de handen tijdig genoeg te kunnen grijpen, zoodat men met het losgaande gedeelte naar beneden stort om aldaar een onvermijdelijken pletterdood te vinden. Voorzeker is zulk een denkbeeld wel waardig, om zelfs door de stoutmoedigsten in beraad te worden genomen. Het toppunt is bedekt met sneeuw en ijs die zich hier en daar losmaken en onder den naam van gletscher naar beneden rollen, onder den val vergrootende door aanhechting van meerdere sneeuwmassa's, die zich op de baan bevinden, langs welke de gletscher afstort. Het gevaarvolle en lastige der beklimming schetst ons de teekening, eene kadettenschool voorstellende die er slechts met de grootste krachtsinspanning en de heldhaftigste pogingen in mag gelukken het toppunt te bereiken. Men moet voorzeker eene meer dan gewone onversaagdheid bezitten om zulke reis te ondernemen; want bij het boven genoemde gevaar van neêrstorting van rotsbrokken en gletschers paart zich nog dat van bij den minsten onjuisten voetstap of lichaamsbeweging naar beneden te storten en zich alzoo op de allerwege uitstekende rotshoeken de ledematen te verbrijzelen. Groot moet dan ook de voldoening zijn, die men gevoelt wanneer men op eene verzekerde plaats in veiligheid gekomen op het afgelegde terrein kan neêrblikken, dat van de hoogte, waarop men zich bevindt, in duizelingwekkende diepte naar den voet des bergs voert.