en overweging. Aanvankelijk bouwden zij eigenhandig eene kleine kapel en vervolgens ook een schuiloord voor zich zelven, hiertoe bedienden zij zich van een grooten rotsbrok, waaruit zij hunne steenen kapten en van het hout, dat de omliggende bosschen hun oplevarden. De zorg voor hun onderhoud, was hierbij niet van de zwaarste, wijl hun karig voedsel bestond uit wortelen en vruchten, die zij vonden, terwijl eene beek hunnen dorst met hare frissche wateren leschte. In het jaar 1147 vereerde de H. Bernardus, die in die dagen in België den kruistocht predikte deze kluizenaars met een bezoek, waarbij hij hun zijnen regel achterliet. Paus Eugenius zond hun eene bulle, die hunne abdij bevestigde. De regeltucht der eremieten strekte tot stichting des volks, wiens wederzijdsche godsvrucht gepaard aan de vrijgevigheid der keizers, hertogen en baronnen van dien tijd, op de plaats der nederige kluis weldra eene prachtige kerk deed verrijzen, omgeven door eene schoone en uitgestrekte abdij met geriefelijke en ruime woningen. Van toen af klom deze abdij hoe langer zoo meer in aanzien en in luister; de abt ontving na verloop van tijd mijter en staf als Prins der Kerk. Die tijd van bloei duurde voort tot het einde der 18e eeuw. De fransche omwenteling, die schrikherinnering voor nagenoeg gansch Europa, bracht ook aan de abdij hare vreeselijke, ja, doodelijke slagen toe. De monniken werden verdreven en zielloos, eenzaam en verlaten stond daar de prachtige abdij, terwijl allerwege de woede der revolutie moord en vernieling verspreidde, en staarde in hare verlatenheid treurig op zoovele deelgenooten harer ellende, die zij allerwege ontwaarde. Tijdens de fransche republiek werd zij verkocht aan iemand, die om den koopprijs te betalen het lood ontroofde aan hare daken en het ijzer aan hare muren, terwijl hij de overblijfselen aan de willekeur der tijden heeft overgelaten. Prachtig was vooral de kerk in zuiver gotischen stijl, gelijk men nog kan bewonderen; waarschijnlijk werd zij gebouwd in het laatst der 13e en voltooid in het begin der 14e eeuw. Dan volgen het slot, de refter of eetzaal en de brouwerij, welke laatste het oudste van alle gebouwen der abdij schijnt te zijn. Bezijden deze ruïnen slingert eene rivier, die verder op den naam van Dyle aanneemt.