Eene processie te Udenaarde in 1555.
(Door Frans de Potter.)
De ommegangen waren in de middeleeuwen prachtiger en kunstrijker, schilderachtiger en treffender dan in onze dagen. Toen, ja, waren de processiedagen de groote, de eenige jaarlijksche feesten der gemeenten. Geene plechtigheden, althans, die in zoo ruime mate de algemeene belangstelling opwekten als de processiën. Dit vloeide grootendeels voort uit den aard zelve der instelling, waartoe geestelijk en wereldlijk, magistraat en volk opgeroepen werden, en ook uit den ijver der gemeenten, die er zich op toelegden om door gulle herbergzaamheid, geschenken van wijn en andere eerbewijzen, vreemde prelaten, vorsten, edellieden, magistraten en meer andere personen van hoogen stand naar hare muren te doen stroomen. Die toeloop van aanzienlijke gasten, welke met zooveel heuschheid onthaald werden, was doorgaans dan ook groot. Nog waren dit de eenigste kosten niet, welke door de steden voor de processiën verstrekt werden. Ambtenaren, bedienden, gilde- en neringmannen ontvingen te dier gelegenheid jaarlijks 't een of 't ander kleedingstuk, zooals kielen, hoeden, gordelriemen, handschoenen enz. Na elken ommegang had er een banket plaats, op hetwelk de gemeente al hare beambten en bedienden, die door hunne presentieloodjes bewijzen konden aan de plechtigheid deel genomen te hebben, vergastte. Ook de neringen, gilden en kerkbesturen vereenigden zich na de plechtigheid aan eenen broederlijken disch.
Dat de ommegangen van den beginne af met zoo schitterend waren, gelijk wij uit de kroniekschrijvers of door de stadsrekeningen weten, als zij later geworden zijn, behoeft wel geen betoog. De luister vermeerderde, naarmate kunst en nijverheid zich ontwikkelden en nieuwe hulpmiddelen ter versiering aanboden. Alle nieuwe uitvindingen, op 't gebied van beiden gedaan, werden ten nutte gemaakt om den godsdienst te verheerlijken. 't Was als een wedstrijd tusschen de zoowel kleine als groote steden om het heerlijkst en prachtigst, het oorspronkelijkst en vernuftigst in den godsdienstigen stoet uit te schijnen. Het gansche leven van den Heiland, van den kerkpatroon of schutsheilige der gemeente, andere voorstellingen, uit het Oude en Nieuwe Verbond, werden in beelden, of in groepen van levende personen, aanschouwelijk gemaakt. 't Waren tafereelen vol oorspronkelijke poëzie, kenmerken van den frisschen, kloeken geest der middeleeuwen. - Wij stellen ons voor eene dier prachtige processiën voor onze lezers te doen defileeren, men zal, na ze gezien te hebben, bekennen, dat zij der moeite waard was om er voor stil te staan.
Begeven wij ons naar Audenaarde, het lief steedje, aan de Schelde, vroeger belangrijker dan tegenwoordig. 't Is Zondag, en 't feest van het H. Sacrament. De menigte, door de nieuwsgierigen van de naburige gemeenten aangegroeid, verdringt zich in de enge straten en op de Groote Markt, want elk wil zien.....Nemen wij 't laatste plaatsje op den steiger van dat ouderwetsch poortershuis, in de Hoogstraat, en geven wij onzen oogen den kost.....
Een troep gewapende mannen, in dienst der gemeente, met de stadskleuren en 't stadswapen op den nieuwen kiel, stapt vooraan. Die mannen hebben 't druk! 't Zegt ook wat, al die duizenden gapers, die lachende vrouwen en die schreiende kinderen een paar voeten achteruit te doen gaan..... Een stoot alhier, een stamp aldaar, een schimpof smaadwoord aan alle kanten - eilieve! dat is geen benijdbaar postje! Maar fortse verwint, gelijk de dichter zegt, en zie, daar nadert de processie.
De haag is gevormd door de mannen der neringen die hun blazoen en hun banier en andere eereteekenen bij zich hebben. De mannen dragen eene groote flambouw in de hand, zinnebeeldig versierd, en aan welke men hun bedrijf kan kennen: schilders en beeldhouwers hebben aan die flambouwen heel wat werks gehad! - Achter hen komen de ‘ommerijdende figuren’ eerst die uit het Oud Verbond. Zij worden voorgegaan door een trompetter en bode. In de eerste plaats verschijnt St. Michael, ‘vertredende 't serpent.’ De Evasdochters, hunnen verleider bemerkende, keeren 't hoofd om, terwijl de kleine bengels op de armen van vader of moeder van schrik voor 't vreeslijk dier aan 't krijten gaan. Zoo verliezen zij 't zicht van eene voorstelling uit het Paradijs: Adam en Eva, die hen reeds voorbij zijn, maar hun wordt 't verlies vergoed door de Belofte van Abraham, die vooral der oude kinderlooze vrouwen belangstelling gaande maakt..... Dan volgt Josephs vercoopinge, en dit lokt het gejuich uit der schoolknapen, die kapittelvast in die historie zijn. Na de inductie van de kinderen van Israèl, zien wij 't Vervolgen ende verdrincken van de Conync Pharao met zijnen volcke in de Roode Zee, en daarna eenige treffende tafereelen uit het leven van Mozes: de Wijdinghe van den Ouden Testamente - Moyses, op Sinay ontfaende de Wet - het adoreren van 't gulden calf - Moyses willecomme - Moyses de tafelen brekende. De geschiedenis van het Joodsche Volk moet echter hierbij niet blijven; zie, daar komen nog een tiental afbeeldingen, insgelijks op schoon versierde wagens. Letten wij op, want er zijn populaire figuren in, over welke wij in huis en school het een en ander hebben gehoord of gelezen: Sabots verbrecken, - 't Steenen van Naboth, - Balahem. - de Roede van Jesse, in schier al de middeleeuwsche processiën voorgesteld. - David ende Goliath. - 't Straffen van Nathan an den prophete David. - Susanne.
Thans vangt het derde deel van den godsdienstigen stoet aan; dit stelt tooneelen voor uit het Nieuwe Testament, insgelijks op wagens, 't Getal van deze is grooter, de figuren zijn ons meer bekend, wij zagen ze immers reeds in de spelen onzer vrome rederijkers, bier in de kerk, elders op 't kerkhof, op andere plaatsen ter markt of gedurende de processie uitgevoerd. Zien wij wel toe, en houden wij ons kloek op den steiger, - want het gedrang vermeerdert.
Tot inleiding op het derde deel komen de Drie vruchten, gevolgd door de Boodschap alweêr eene voorstelling, die meest de aandacht der vrouwen boeit, gelijk de volgende: ‘Bethlehem. Hoe treffend is het stalleke weêrgegeven! hoe natuurlijk is de houding van die bezorgde Moeder, welk een lief, engelachtig Kindje ligt daar in de kribbe, welke eene edele figuur, die goede Jozef verzonken in diep gepeins over alles wat rondom hem geschiedt! En dan de drie scapers, daermede gaende: die de bergen en hunne kudden verlieten om den jongen Koning te gaan begroeten; Maar zie, daar nadert Herodes doodende de kinderen... Een kreet van afgrijzen stijgt uit de benauwde borst der wanhopige moeders, terwijl de vrouwelijke toeschouwers van dit ijzingwekkend tooneel de handen voor 't gezicht slaan, en hier en daar eene al te gevoelige deerne in bezwijming valt....
....‘Wie zal die droeve moeder troosten,
Nu zij haar lieve kinders derft?
Nu zij hun ziet in 't bloed versmooren,
Vergaen die naulijcks zijn geboren,
En zooveel zwaerden rood geverft?’
Doch wenden wij den blik van dit somber moordtooneel, en begroeten wij eene lieve verschijning:
Ons vrouwe van Egypten met Joseph. Een boeiend tafereel, inderdaad! en wilt gij er een, dat nog liefelijker is? Jezuken en sinte Janneken,
....‘Die speelden met een lammeken
Al in dat groen geklavert lant,
Met een pap- schotelken in haer hant.
‘Die witte voetjens waren bloot,
Haer lippekens als corael soo root,
Die soete vette praterkens
Die saten bij de waterkens;
Het sonneken dat scheen daer al zoo heet;
Sij deden malkandren met melksken bescheet.
‘D'een troetelde dat lammeken zijn hoot,
En d'ander kittelde het onder zijn poot:
Het lammeken gingh springen;
Sint Janneken ginck singen,
En huppelde en truppelde door de wey,
En dese krollebollekens die dansten allebey....’
Maar nu volgt weêr afwisseling: sinte Jan en Herodes.... daarna sinte Jans predicatie in de woestijne, en eenige leerrijke voorbeelden van Gods Almogendheid en de verhevenheid van Christus' leer:
't Vertooch van den mensche, die God ghesont maecte - den lamme die zijn bedde drouch - of men zijn wijf laten mag - Ons Heere ende den rijken man - de Samaritaen enz. enz. - Nu krijgen wij de passie te zien, door priesters en wereldlijken voorgesteld: 't Hoveken - Jerusalem - de calomme - 't verwijzen - de heraut rijdende voor 't cruce enz.
Na 't lijden, de zegepraal: het breken der helle - de Verrijsenisse - de victorie Christi - Christi visenteerende zijne Moeder - 't graf met drie Mariën - Lucas ende Cleophas pilgrims.
(Wordt vervolgd.)