Vondel.
Men herinnere zich het nu voor drie jaren gevierde Vondelsfeest. Sinds dien tijd is de belangstelling voor Vondel steeds toegenomen en nu mogen wij ons verheugen in de aankondiging eener nieuwe uitgave zijner complete werken, eene volks-uitgave, waarin geheel de onschatbare rijkdom van Vondel's poëzie voor den geringen prijs van zes gulden verkrijgbaar wordt gesteld.
Thans ligt Vondel onder het bereik van iedereen. Wij verheugen ons daarover en meenen, tot aanbeveling bij onze lezers, niet beter te kunnen doen dan hier een gedeelte te laten volgen van de voorrede van den Zeer Eerw. heer H.J. Allard, waarmede die uitgave zal worden verrijkt.
Aan alle Nederlanders, maar inzonderheid aan Neêrlands Katholieken moet, om genoegzaam bekende redenen, de grootste onzer Dichters, de reinste glorie van ons vaderland, de katholieke Joost van den Vondel bekend en dierbaar zijn.
Doch, daartoe is niet voldoende, dat men met zijn naam voor de buitenlanders brageere - gelijk N. Beets zich eigenaardig uitdrukt; - daartoe is niet voldoende, dat men vaak vernomen lofspraken, uit den mond van Vondelkundigen opgevangen, verder naprate en voortvertelle; daartoe is niet voldoende, dat men eenige stukken - doorgaans dezelfde - in deze of gene verzameling hebbe gelezen of zelfs zich in het geheugen hebbe geprent: daartoe is ook noodzakelijk, dat men den edelhartigen man, in geheel zijne persoonlijkheid, leere kennen uit geheel zijn levensloop, en hem, in al zijne voortreffelijkheid, leere waardeeren uit al zijne werken.
En wie kent Vondel? Wie kent den koning van den Nederlandschen Zangberg? Wie kent hem - 't zijn de woorden van een deskundige - in- al de waarde zijner poëzij? Wie heeft de maatgedichten zijner ‘oorspronkelijke’ snaren in al hun kracht gesmaakt? Wie kent den ganschen omvang zijner dichtgaaf, in haar heiligen ernst, in haar lachende, soms bijtende scherts, hare oneindige diepte en haar spelenden kinderzin, haar goddelijken eenvoud, ook bij de stoutste verheffing en de schrikwekkendste waarheid, haar verkwikkende frischheid, haar bezielenden gang, den natuurlijken rijkdom harer treffendste beelden, en de zuivere volheid harer keurige kunst? Wie kent haar in één woord, zooals zij gekend moest worden, en zoo als haar te kennen, haar te genieten is?
Dit geldt voor allen: - gansch bijzondere redenen gelden voor de Katholieken.
Zij alleen zijn volkomen in staat, beter dan hun protestantsche medechristenen, om een aantal meesterstukken van Vondel te kunnen begrijpen en smaken.
Immers Vondel, die in het tijdperk der volle kracht van zijn krachtvol genie en leven, tot den schoot der Moederkerk is wedergekeerd, de katholieke Vondel, heeft met zijn gouden luitstift bijna alles aangeroerd, wat aan Katholieken vooral, en soms uitsluitend, de hoogste belangstelling inboezemt en hun bij uitstek dierbaar moet wezen. Hij heeft het hoog-rijzende Vaticaan bezongen en de Stad.
Die door de zorg der Hoofdapostelen bevrijd
Gelijk een steenrots staat, daar 't al op stuit en splijt.
‘Hij heeft de graven dier Hoofdapostelen der Roomsche Kerk, en tevens Petrus’ nazaten, de voorzaten van onzen PIUS, in talrijke gedichten gevierd, hij heeft in eene dramatische elegie het bloedig uiteinde betreurd eener gemartelde Majesteit, eener Maria Stuart, die roomsche bloedgetuige, die katholieke doode, ‘over welke tranen zullen gestort worden, zoolang er tranen op aarde zijn;’ hij heeft de ijverige priesters herdacht, die, te midden der felste beproeving, onder onze katholieke voorvaderen het heilig geloof behielden en aanwakkerden; hij heeft aan bijna alle katholieke vermaardheden van zijn tijd de hulde zijner bewondering en hoogschatting gebracht, van de Spaansche Aartshertogin Isabella-Clara-Eugenia en de Zweedsche Koningin Christina-Maria-Alexandra, tot de Hoornische ‘arme Klarisse’ Anna Bruyning en het Amsterdamsche Jezuïeten-klopjen Dina Noordijck; hij heeft aan de ‘Feniksmaagd,’ aan de Moeder des Heeren een aantal schoone dichtregels gewijd; hij heeft het hoogheilig Altaarsacrament verheerlijkt in een voortreffelijk leerdicht, dat èn den wetenschappelijken zin van een godgeleerde, èn den fijnsten kunstsmaak van een letterkundige, èn het vroom gemoed van den eenvoudigen Christen gelijkelijk bevredigt; hij heeft de ‘Heerlijkheden’ der Roomsch Katholieke Kerk bezongen, en in dat gedicht een klemmend betoog geleverd van haar goddelijken oorsprong, goddelijke wording, goddelijke uitbreiding; hij heeft ‘Bespiegelingen’ over Gods wezen en Gods inwendige eigenschappen, over Gods werken naar buiten en Gods liefdewonderen op aarde, neêrgeschreven, die, ontleend aan den grootsten wijsgeer en godgeleerde der Middeneeuwen, den H. Thomas van Aquino, ons Dante Allighieri in herinnering brengen, en ook aan de diepste denkers een onverdeeld kunstgenot verschaffen; hij heeft eindelijk in tal van schitterende kleinigheden - 't zij bijschrift, 't zij hekelvers, 't zij treurzang, 't zij dankdicht, 't zij vreugdelied - schier al het lief en leed zijner katholieke tijdgenooten bezongen.
Vooral sinds het dankbaar nageslacht onder algemeene deelneming en toejuiching, den grooten Nederlander, in het hem zoo dierbaar Amsterdam, een standbeeld heeft opgericht, en den Dichterkoning ten troone heeft verheven, is de Vondel-literatuur - en dat verschijnsel is verblijdend - ook van katholieke zijde meer en meer beoefend.
Ik heb hier niet in bijzonderheden te vermelden, wat wij, ook in dezen, aan onzen wakkeren, onzen moedigen, onzen kundigen J.A. Alberdingk Thijm, te danken hebben: eene meer bevoegde hand (Potgieter) heeft zich reeds op hare wijze van die taak gekweten en Alberdingks verdiensten op een en dezelfde lijn geplaatst met die van den grooten Protestantschen Vondel verklaarder J.v. Lennep. Ondankbaar zou het wezen, de goede diensten te miskennen of te vergeten, die de Eerw. Heer J.W. Brouwers ten opzichte van Vondels herstelling en herleving bewezen heeft.
Onze hoogstbegaafde dichter, H.J.A.M. Schaepman, heeft 's lands oudsten en grootsten Poëet op eene zijner en Vondel waardige wijze bezongen - menig jeugdig hart heeft hij met geestdrift voor onzen puikdichter vervuld;
Vondel! - zie de polsen zwellen
Van het warmer kloppend bloed;
In de handen beeft de veder,
Die dien naam hergeven moet;
Vondel! - duizend, duizend stemmen
Geven antwoord, zingen 't lied,
Dat den dichter roemt en huldigt
Als monarch op 't kunstgebied.
Vondel! - dichter boven allen,
Dichter met uw gansche ziel,
Echo van het eeuwig loflied,
Dat der engelen harp ontviel,
Dichter die in aardsche vormen
't Hemelsch ideaal hergeeft,
Waar de mensch, de wareldkoning
In verrukking henenstreeft.
De Eerw. Heer G.F. Drabbe, heeft voor eenige jaren het inwendig proces van Vondels bekeerings-geschiedenis met zeer veel talent uit de schriften, 't karakter en de lotgevallen des grooten mans opgemaakt en zijne opvatting en voorstelling daarvan met evenveel talent tegen J. van Lennep verdedigd.
De Katwijksche Leeraar, wijlen P.J. P.J. Koets, heeft eene voortreffelijke en belangrijke inleiding geschreven tot het onlangs wederom uitgegeven treurspel ‘Peter en Pauwels’, het eerste gedicht van Vondel, na zijn openlijken overgang tot de R.K. Kerk in 't licht gegeven en te beschouwen ‘als het ex-voto van dien overgang, op het roemrijke graf der Apostelen neêrgelegd’
In ‘de Katholiek’ heeft verleden jaar een zeer begaafd Leeraar aan het Seminarie Hageveld, onder den titel ‘een kunstbeeld’, zelf een verrukkelijk kunststuk geleverd, waarin hij ons de Maagd Ifis schetst uit Vondels Jeftha of offerbelofte, een treurspel, dat de 72-jarige grijsaard, met reeds bevende hand, aan jeugdige schrijvers als een toonbeeld heeft toegereikt.
Ongetwijfeld hebben wij binnen kort iets zeer uitmuntends te verwachten van den Eerw. Heer J.A. de Rijk, den uitmuntenden schrijver, die ons Vondels ‘Maria Stuart’ heeft toegezegd.
Eindelijk heb ik zelf, naar best vermogen, getracht het mijne bij te dragen, om Vondel te populariseeren onder de Katholieken door de uitgave van Vondels gedichten op de Societeit van Jezus (1868); Vondel en de Moeder des Heeren (1869); Vondel en de Paus (1870), een werkje, dat mij den apostolischen zegen heeft verworven uit het Vaticaan, waar Vondel, omstuwd van onze Hoogeerwaarde Bisschoppen, onlangs, ‘als koning’ zijn intrede heeft gehouden.
‘Hebben al die studiën van Katholieken op Vondel en Vondels gedichten niet geheel hun doel gemist, dan is de tijd daar, om nader en grondiger kennis te maken met de complete lettervruchten van onzen Dichterkoning.’
Wij bieden hier onzen lezers eene gravure aan voorstellende den val van Lucifer, met een fragment uit Vondels treurspel van dien naam tot bijschrift.