‘Ora et labora.’
‘Bid en werk!’ in deze woorden is 's menschen roeping op aarde besloten; werken in 't zweet des aanschijns is het juk den mensch opgelegd, doch 't is een juk, dat hij door 't gebed licht en gemakkelijk leert dragen. Werken is de straf der zonde en het kruis, dat ieder in dit aardsche leven moet dragen; maar het gebed maakt deze straf tot een zegen en verandert het lijdenspad des levens in den glorievollen weg, die naar de hemelsche vreugde leidt. Zoo denken er ongetwijfeld de twee oudjes over in de nevenstaande gravure voorgesteld. Werken en bidden, 't is de korte inhoud huns levens. Meer dan zes kruisjes hebben ze achter den rug, doch nooit hebben zij hun brood in ledigheid gegeten. Werken en zwoegen was bestendig hun deel; toch schittert de glans der vergenoegdheid en tevredenheid op hun wezen. Immers hebben zij ook den dag in arbeid moeten doorbrengen, om in hun onderhoud te voorzien, thans nu de avond valt, verheffen zij met dankbaarheid den blik hemelwaarts; in een stil en innig gebed vinden zij de zoetste rust na den gedanen arbeid en eene godvruchtige lezing geeft hun nieuwe kracht en moed; door werken en bidden gevoelen zij zich gelukkig en leven in de vreeze des Heeren. Gelukkig degenen die dit voorbeeld volgen.