De Belgische Illustratie. Jaargang 2(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende In de open lucht. ‘Niet ongeschoren bij de pret Van 't kermis feestgetij, Maar glad van kin en net gekleed Schaar ik mij in de rij.’ Zoo spreekt Martin de reiziger En vindt alras een oord, Waar hij zich, schuilend voor 't publiek Kon redd'ren als 't behoort. Een plekjen aan een heldren vliet, Door boomen half beschut Wordt tot zijn feestelijk toilet Op 't oogenblik benut. Hij plant zijn reisstaf in den grond Daar bovenop zijn hoed, En op diens rand een spiegeltje, Zijn zeepdoos aan den voet. Het zeepnat werpt hem om de kin Een sneeuwwit dons van schuim, Zijn mes wordt op de hand gewet Getoetst op muis en duim. Reeds vliegt het langs zijn linkerwang; Maar hoe, wat treft zijn oor? Het lisplen eener vrouwenstem Bereikt zijn fijn gehoor. Bedremmeld staart hij voor zich uit: Maar, wie verraadt zijn schrik? Twee meisjes staan in feestgewaad Hem voor d' onthutsten blik. Wat angst! met half bezeept gelaat, Het scheermes in de hand, Voor 't uitgedoschte maagdenpaar Van 't jublend Kenmerland! Doch op het eigen oogenblik, Herstelt zich onze held: ‘Met uw permissie’ klinkt het woord, Dat van zijn lippen snelt. En zonder talmen gaat hij voort, Raseert zich vlug en net En heeft zoo met een gladde kin Zich uit den brand gered. A.P. Vorige Volgende