De kleine gewonde.
Bijgaande gravure, naar eene schilderij van Frère, voert ons terug naar de vervlogen jaren onzer kindsheid, toen wij, nog onbewust van vele zaken, alles wat ons onder de hand kwam aangrepen, en in alles doen wilden zoo als wij de grooteren zagen doen. Hoe dikwijls betreurden wij toen onze voortvarendheid die ons zoovele misgrepen deed begaan waarvan wij de smartelijke gevolgen moesten dragen. Zooals het ons toen ging zoo gaat het ook dien kleine; hij ook heeft zooals zijne zuster willen doen, maar helaas met slecht gevolg, want uit zijne houding, zooals hij daar staat bij zijne liefderijke zuster, die hem een doekske om den gewonden vinger windt, blijkt genoegzaam dat hij reeds berouw over zijne roekelooze daad heeft. Maar zal dat berouw voortdurend zijn? Zal de kleine, zoodra hij van die eerste wond is genezen, zijn gevaarlijk spel niet weder beginnen? Zoo zijn wij menschen geschapen; dikwijls kunnen wij ons en met recht gaan spiegelen aan deze schilderij van Frère; daar zullen wij leeren dat veelal de straf ons wel berouw, maar geen verbetering aanbrengt.