[Nummer 37]
Het meer van Constanz.
Een der schoonste natuurtooneelen in het bekoorlijke Zwitserland levert het beroemde meer van Constanz, waarvan de nevenstaande gravure ons eene afbeelding aanbiedt. Niet gelijk andere meren van dit land is het omringd door de sneeuw der Alpen of de schaduw van dennebooboomen en rotsen, maar zijne boorden zijn als bezaaid met weilanden, wijngaarden en schilderachtige dorpjes, in 't lommerrijkst groen schier bedolven. Alles ademt de liefelijkheden der zachte natuur. Slechts aan den kant van Tyrol biedt de aanblik der blauwe Alpen en hunner met ijs bedekte kruinen de tint van het meer verhevene en ontzagwekkende.Doch ook daar wordt dit grootsche schouwspel getemperd door het zachte, omgevende groen, en 't oog des toeschouwers vindt in 't azuur van het meer zelf overvloedig gelegenheid, om van het vergezicht op de trotsche bergtoppen uit te rusten.
Door de wonderbare doorschijnendheid van het water laat het, niettegenstaande zijne blauwachtige kleur, toch het oog tot eene buitengewone diepte doordringen. ‘Allerbetooverendst is het,’ zegt een fransch reiziger, ‘op deze bekoorlijke spiegelvlakte te dobberen, wanneer zij verlicht is door de zilveren stralen der ondergaande zon. 't Is bijna onmogelijk voor het hart, om die weelde te verdragen. Gelijk de visscher der ballade zou men zich gaarne in die golven wenschen te storten, die zoo aanlokkelijk zijn en verleidend.’
HET MEER VAN CONSTANZ.
Het meer van Constanz is als eene Middelandsche Zee in 't klein. Verschillende staten van Duitschland ontmoeten elkander aan zijne boorden. Zwitserland bevat het westelijk gedeelte, de stad Constanz behoort tot het hertogdom Baden, Friedrichshafen aan Wurtemberg, Lindau aan Beieren, Bregenz aan Oostenrijk. Alom heerscht de levendigste handel. Het meer is de gewone en natuurlijke weg van den koophandel tusschen Zwitserland en Duitschland. De scheepvaart op het meer toont overtuigend hoe gering nog de politieke eenheid in Duitschland is. Zoo bijv. biedt er zich geen gelegenheid aan, om de reis van Constanz naar Bregenz op een en hetzelfde vaartuig te doen. Van Constanz vertrekt men met een badensch schip, dan wacht den reiziger een wurtembergsche stoomboot, om hem naar Friedrichshafen te brengen; van daar vaart men weder met een beiersche boot naar Lindau, van waar men eindelijk met een oostenrijksche naar Bregenz vervoerd wordt.
Friedrichshafen is de minste der drie groote aanlegplaatsen op de duitsche oevers van het meer. Zijne rêe wordt gevormd door eene rij palen, die in den bodem van het meer zijn geslagen; bij hevige stormen rukt de wind ze soms weder uit de diepte en richt de grootste verwarring aan onder de zoo onveilig geankerde schepen.
Bregenz biedt door een ring van bergen aan de voorbijvarende een zeer prachtig schouwspel en is een der belangrijkste marktplaatsen voor den handel.
Tusschen deze twee steden ligt het trotsche Lindau, welke stad ‘de koningin van het meer’ bijgenaamd wordt en waarvan een duitsch dichter