De groote Ier.
(Slot.)
Al deze handelingen haalden O'Connell niet alleen de onbeteugelde woede der Engelschen, maar ook de vriendschap der radicalen van het vasteland op den hals, doch met de laatste was hij weinig vereerd. De fransche revolutionairen, hem niet begrijpende, geloofden dat hij tot hunne richting behoorde en bedierven dientengevolge zoozeer de publieke opinie van Europa, dat zelfs de H. Vader aan de goede bedoelingen van O'Connell scheen te twijfelen. Althans men vermoedde zulks. Gelukkig werd de Paus spoedig beter ingelicht, en nu zond hij aan den grooten Ier den apostolischen zegen. Tegelijk kwamen nu de verschillende bewijzen van hulde en eerbied uit Frankrijk, Italië en Duitschland, die O'Connell eene ruime vergoeding schonken voor de miskenning, waaraan hij had blootgestaan.
Op den 1n November 1841 nam het Parlement eene wet aan ter hervorming der stedelijke besturen, waardoor ook de Katholieken het recht ontvingen om lid te worden van den gemeenteraad. De Ieren maakten onmiddellijk gebruik van deze wet om O'Connell tot de waardigheid van burgemeester van Dublin te doen verheffen, en voor het eerst sinds 300 jaren zag men in de hoofdstad van Ierland een katholieken burgemeester, en was van nu af de protestantsche oppermacht ook op dit terrein gebroken.
Nu met grootere macht bekleed, ging O'Connell nog een stap verder; hij wierp op nieuw de quaestie op van de verbreking der Unie. Tot dat doel stichtte hij weder eene associatie der Katholieken en de kracht waarmede deze werkte, blijkt reeds genoeg uit het feit dat wekelijks 2 à 3000 pd. st. bij het hoofdcomité te Dublin inkwamen. Ierland moest vrij zijn, het moest zijn eigen Parlement bezitten, zooals het dat vroeger had gehad. Het erkende het gezag der engelsche koningen, maar wilde niet door de engelsche staatslieden geregeerd worden. Het ministerie antwoordde met eene wet, die den Ieren verbood wapenen te dragen, waarop O'Connell eene inschrijving opende voor het paleis van het toekomstig iersche Parlement. Nu begon de regeering het beruchte monsterproces; O'Connell, zijn zoon John en de andere hoofden werden voor de jury geroepen en de groote Ier verloor zijne vrijheid. Maar ook van uit de gevangenis leidde O'Connell het Iersche volk, dat hem vereerde als een koning; de bisschoppen schreven openbare gebeden uit, en men bad overluid in de kerken: ‘Almachtige God, verleen Uwen dienaar O'Connell, die thans in de gevangenis zucht, den overvloed Uwer genade, opdat hij deze geduchte beproeving met onderwerping aan Uwen H. Wil moge onderstaan. Behoud hem in Uwe barmhartigheid gezond en ongekrenkt en verleen hem de vrijheid weder, opdat hij uw volk leide en bescherme!’ Het huis der Lords sprak de beschuldigden vrij, en niet alleen Ierland maar ook een groot deel van Engeland juichte den moedigen held toe bij het verlaten zijner gevangenis.
O'Connell mocht de bekroning van zijn werk niet beleven; hij werd naar beter Vaderland gevoerd nog vóór hij de bevrijding van het hem dierbare Ierland had aanschouwd, maar met de blijde zekerheid, dat die eenmaal zou plaats hebben. Hij werd ziek, en de geneesheeren schreven onmiddellijk eene reis naar Italië voor. Met groote droefheid omdat hij van zijn bemind volk, dat zijne hulp nog zeer behoefde, moest scheiden, volgde hij het voorschrift op en vertrok naar het Vasteland. Gelukkig bereikte hij op den 7 Mei 1847 Genua, maar hier nam zijne ziekte op eens eene gevaarlijke wending; den 14 Mei scheen er weder kans op behoud te zijn; doch reeds den volgenden dag was alle hoop verloren. In den avond van dien dag gaf hij zijne ziel aan God over; zijne laatste woorden waren: mijn lichaam aan Ierland, mijn hart aan Rome, mijne ziel aan God!’