Scheikundige mededeelingen. - Zuurstof.
(Vervolg.)
Niemand is er, die niet ondervonden heeft, dat men zich bij een heerlijken lentemorgen of 's winters bij een heldere lucht als het gevroren heeft, gewoonlijk meer opgewerkt en vroolijker gestemd gevoelt, dan wanner het regenachtig is. Deze weldaad, voor zoo verre het physieke oorzaken geldt, moet men voor een gedeelte aan de zuurstof toeschrijven. Daar namelijk die stof bij helder, frisch weer overvloediger in de lucht aanwezig is, ademen wij er ook meer tegelijk van in, en zoo wordt het leven in ons sterker bekrachtigd, terwijl de meer prikkelende lucht tevens eene heilzame opwekking aan de zenuwen geeft. Daarentegen, als het regent, of de lucht betrokken en mistig is, dan vermindert de beterkkelijke hoeveelheid zuurstof en bijgevlog wordt er ook minder ingeademd; bovendien verslappen de zenuwen door de vochtigheid. Om dezelfde reden verliezen honden en katten. als er regenachtig weer op handen is, hunne eigenaardige levendigheid: schapen verlaten hun voeder en gaan lui liggen. Over het algemeen ondervinden de dieren alsdan onrust en oongemak; van daar in die omstandigheden het gehinnik der paarden, het geloei der ossen, het geblaat van schapen en geiten, het gebalk der ezels, het gekras der raven, het gekwak der kikkers, het geklaag der spechten, het gekrijsch der pauwen, het gesnap der papegaaien, vooral echter voorspellen ganzen en eenden door hunne onrustige en geraasmakende gebaren vochtig weer en regen.