Het Colyseum en zijne gruwelen.
Nevenstaande gravure herinnert aan een heldenfeit van een christen jongeling, waardoor een einde kwam aan de bloedige spelen der gladiatoren, dat is van die ongelukkigen, welke elkander moesten dooden, om het heidensche Rome te vermaken. Het was in 't jaar 403; Constantijn had reeds tegen deze bloedige tooneelen gewerkt, maar het romeinsche volk, dat van zijne voorvaderen slechts de wreedheid scheen geërfd te hebben, bleef aan deze afschuwelijke vermaken gehecht als aan het leven. De Kerk beproefde dit heidensch overblijfsel te vernietigen; de dichter Prudentius deed alles om keizer Honorius te bewegen, deze afschuwelijke spelen te verbieden, doch te vergeefs; een moedig jongeling, Telemachus genaamd, was eindelijk door eene edele daad van zelfopoffering de oorzaak, dat deze moordtooneelen ophielden. Op zekeren dag, dat het volk zich weder verlustigde in het bloed, dat uit de wonden der gladiatoren stroomde, treedt hij manhaftig te midden der strijders; door de hemelsche kracht der liefde, die hem bezielt, gelukt hij er in, om de vechtende gladiatoren van elkander te scheiden. De wreede toeschouwers, woedend op den onbekenden jongeling, die het gewaagd heeft hun afschuwelijk vermaak te storen, werpen een hagelbui van steenen naar den moedigen martelaar en berooven hem van het leven. Doch God stemde op de voorbede des stervenden heiligen de harten der wreedaards tot leedwezen over het onschuldig vergoten bloed en de keizer nam bij dezen onrectvaardigen moord de gelegenheid te baat, om voor altijd deze barbaarsche vermaken af te schaffen. Zoo eindigden de wreede tooneelen, die aan een H. Ignatius, Pancratius en duizenden martelaren en roemrijke kampvechters de kroon der onsterfelijkheid schonken. Het kruis op de plek geplaatst, waar vroeger het beeld van Jupiter stond, wekt steeds in den bezoeker van het Colyseum de dankbare herinnering: aan welk een nacht van afschuwelijkheden en misdaden de wereld door de zegeningen van het Christendom ontrukt is.
Die schouwburg, dat reusachtige gebouw werd door keizer Vespasianus opgericht en door Titus in 't jaar 72 voltooid. Keizer Titus, dien de geschiedenis nog wel, in vergelijking met andere romeinsche keizers, ‘den menschlievende’ heeft bijgenaamd, vierde, de inwijding van den schouwburg gedurende honderd dagen met feesten en gevechten, waaraan vijf duizend leeuwen, panters en andere wilde dieren deel moesten nemen en waarin meer dan tien duizend zwaardvechters, om den menschlievenden keizer te verlustigen, het leven verloren.
Door 82 poorten heeft men toegang tot het groot ovaal-ronde plein, hetwelk van alle kanten door hoog muurwerk is omgeven. In het binnengedeelte is de arena of de vlakte, die voor het strijdperk der menschen en dieren bestemd was. Op de hooge muurvlakte zaten de toeschouwers in 4 verdiepingen amphiteatersgewijze gerangschikt. Om zich de reusachtige uitgestrektheid van deze muren voor te stellen, denke men zich, dat de drie voorste verdiepingen elk zeven en twintig en de vierde twintig duizend zitplaatsen bevatte, zoodat in 't geheele Colyseum voor meer dan honderd duizend toeschouwers plaats was. Bovendien waren nog beneden in den ondersten muurring een zeer groot aantal hokken en kelders gemetseld, waarin de wilde dieren opgesloten waren of de lijken der gesneuvelde gladiatoren werden neêrgelegd.
In het midden der arena was het altaar voor Jupiter Latiole aan wien, vóór het afschuwelijk schouwtooneel een aanvang nam, door een heidensch priester, flamen dialis, eene offerande werd gebracht. ‘Jupiter is tevreden!’ was na afloop dezer godsdienstige ceremonie de kreet der juichende menigte; twee aan twee traden de slachtoffers op; door eenen heraut voorafgegaan, maakten zij eene diepe buiging voor de keizerlijke familie en riepen: ‘Caesar, morituri te salutant: Keizer; zij, die gaan sterven, brengen u hunnen heilgroet.’ Vervolgens werd door de vestaalsche maagden een teeken gegeven; de leeuwen, beren, panters, reeds sinds vele dagen uitgehongerd en getergd, worden uit hunne hokken losgelaten en vallen op de weerlooze menschen aan. Heeft dit tooneel lang genoeg geduurd, dan verschijnen de gladiatoren en de wederzijdsche strijd op leven en dood vervult de toeschouwers met nieuwe vreugde, tot schier allen zijn bezweken, terwijl dan dikwijls om het publiek te verrassen op eens weder de wilde dieren werden losgelaten, ten einde door het verslinden der overwinnaars een einde aan het moordtooneel te maken.
Op deze wijze werden gedurende de drie eerste eeuwen onzer jaartelling ontelbare slachtoffers gebracht aan de bloeddorstige vermaken van 't heidensche Rome en talloos zijn de martelaren, die in 't Colyseum, gelijk de H. Ignatius zegde ‘als de tarwe Gods, onder de tanden der leeuwen en wilde dieren werden gemalen, om het brood van Christus te worden.’ Het christelijk Rome herdenkt op bijzondere wijze de martelaren van het Colyseum en telken Vrijdag stroomt de vrome menigte naar het beruchte plein en overweegt daar ter plaatse, bij de rondom het arena opgerichte statiën, de geheimen van het lijden van Christus en zijne Heiligen.