welke hun in die hoedanigheid toekomt. Na de legaten komen de Kardinalen, volgens hunne drie orden; op de eerste plaats de Kardinalen bisschop, daarna de Kardinalen-priester en eindelijk de Kardinalen diaken; onder de gezamenlijke Kardinalen bekleedt de Kardinaal-bisschopvan Ostia, aan welken titel immer het dekenaat der Kardinalen verbonden is, den eersten rang; hij is het die den gekozen Paus, zoo hij met de bisschoppelijke waardigheid nog niet mocht bekleed zijn, de bisschoppelijke wijding toedient.
Onmiddellijk na de Kardinalen volgen de Patriarchen en wel in deze volgorde; 1° de Patriarch van Constantinopel, 2° van Alexandrië, 3° van Antiochië, 4° van Jerusalem, vervolgens nog eenigen die met dien eeretitel bekleed zijn ofwel tot de verschillende riten behooren. Na hen komen de Primaten der Latijnsche, en de exarcheten der Grieksche Kerk, vervolgens de aartsbisschoppen en bisschoppen, gerangschikt volgens de dagteekening hunner benoeming, naar het voorschrift van het ceremoniaal dat inter impares dignitas, inter pares antiquitas promotionis attendenda est (onder ongelijken moet men acht geven op het verschil van waardigheid, onder gelijken op het verschil van dagteekening der benoeming.) Na de bisschoppen volgen de gemijterde abten.
Op bevel van Z. Heiligheid is de rechterarm van het kruis der St. Pieterskerk ingericht tot eene aula of zaal waarin de vergaderingen der Kerkvaders moeten gehouden worden. Deze zaal stelt ons de vorenstaande gravure voor: aan het uiteinde van den arm staat de troon van Z. Heiligheid opgericht; rechts en links vindt men de zetels der Kardinalen, als de eerste in waardigheid na den Paus; verder vindt men aan weêrszijden van het altaar de zitplaatsen der bisschoppen en verdere vaders, amphiteatersgewijze opgericht; deze zijn ongeveer van dezelfde inrichting als de zitplaatsen in de meeste vergaderzalen der Wetgevende Kamers, en met groene tapijten behangen. Achter de zitbanken der bisschoppen zijn de tribunen aangebracht voor de vorstelijke personen en de gezanten van alle volken, die te Rome geaccrediteerd zijn. Deze tribunen zijn bekleed met rood fluweelen tapijten met gouden franjes afgezet.
Voor, aan het begin van den rechter-kruisarm, is deze door een groot, gemarmerd scherm, dat zich van het beeld der H. Helena tot het bronzen standbeeld van St. Pieter uitstrekt, afgescheiden. Gedurende de zittingen mag niemand in deze zaal worden toegelaten behalve de Kardinalen, Bisschoppen en verdere leden van het Concilie.