| |
| |
| |
Allerlei.
De lichtbeelden in de donkere kamer of camera obscura.
De napolitaansche natuurkundige Porta maakte in het jaar 1680 de opmerking dat, als men door eene kleine opening in den muur of in het beschot eener kamer, welke overigens geheel voor het licht der zon is afgesloten, eene enkele zonnestraal deed invallen, dan de straal alle beelden, welke in een zekeren kring buiten de kamer door het zonnelicht werden beschenen, op den tegenovergestelden wand der kamer afbeeldde. Naar gelang die wand verder of dichter van de opening verwijderd was verkreeg hij grootere of kleinere beelden, die echter altijd in de zuiverste verhoudingen of proportiën werden weêrgegeven. Deze eerste ontdekking bracht den natuurkundige op de gedachte om eene bolvormige lens in de opening van den wand te plaatsen en daardoor kreeg hij scherper afgeteekende en duidelijker, doch omgekeerde beelden, zoodat de afbeeldingen van menschen met het hoofd, van boomen en huizen met de kruin of het dak naar beneden werden voorgesteld; overigens had het beeld op den wand der donkere kamer volmaakt de goede proportiën van de vroeger verkregen afbeeldingen.
Deze twee opmerkingen brachten Porta op de gedachte om een toestel te vervaardigen waardoor hij landschappen, gebouwen, ja zelfs levende groepen op eene gemakkelijke manier en met de hoogst mogelijke juistheid in hunne natuurlijke proportiën zou kunnen afteekenen. Daartoe werd echter op de eerste plaats vereischt dat hij de beelden, die door de convexe of bolvormige lens omgekeerd werden gegeven, weder in hun natuurlijken stand bracht. Hij stelde nu op eenigen afstand voor de eerste opening eenen spiegel waaraan hij eene vooroverhellenden stand gaf, zooals in de figuur. Uit dezen spiegel werd het opgevangen beeld in eene andere, bepaalde richting teruggeworpen en wel zoodanig dat het op eene tweede convexe lens viel, die het beeld, dat door de eerste lens omgekeerd was opgegeven, wederom in zijn rechten stand bracht. Onder de lens plaatste hij op eenigen afstand en juist in het middelpunt der lichtstraal een glad scherm waarop hij het voorwerp in zijn juiste verhoudingen zag afgeteekend.
| |
Eene opmerkenswaardige proef
werd onlangs door een amerikaansch natuuronderzoeker in het werk gesteld. Hij was van meening dat de bladeren der boomen in den herfst door de inwerking van een zeker zuur geel werden, en dat een zuurverdrijvende stof de groene kleur wederom zou herstellen. Om de theorie aan de praktijk te toetsen plaatste hij gele herfstbladeren met eenig ammoniacgaz onder eene glazen stulp en bevond na eenigen tijd dat zijne bladeren hunne groene kleur wederom hadden aangenomen.
| |
De russische vloot
bestaat uit 230 stoomschepen, als 4 gepantserde fregatten, 3 dito batterijen en 23 monitors; aan ongepantserde schepen telt zij 6 linieschepen, 8 fregatten, 18 korvetten, 7 klipperschepen, 62 kanonneerbooten, 6 raderstoomschepen, 4 keizerlijke jachten, 13 schooners, 22 transportschepen, 48 advies-vaartuigen en 16 kleinere stoom vaartuigen. Daarbij komen nog 37 zeilschepen, als: 5 jachten, 4 schooners, 15 transportschepen en 13 kleine zeilvaartuigen.
| |
De kosten van den oorlog
van 1866 voor het koningrijk Saksen bedragen volgens de opgave van het miuisterie van Finantiën: aan schade aan het land door den oorlog veroorzaakt 2,500,000 thalers; 3,500,000 thalers waren benoodigd om het leger te reorganiseeren en op denzelfden voet te brengen als het noordduitsch bondsleger, en 17,069,300 thaler moesten worden betaald aan oorlogskosten aan Pruisen, aan buitengewone onkosten voor het leger te velde enz. Een thaler is ongeveer 3 franken 70 centiemen.
| |
Om de arbeidende klasse in Engeland
er toe over te halen om het gebraden en in luchtdichte doozen verzonden rund- en schapenvleesch uit Australië te eten, noodigt men hare leden uit op gastmalen waar hun zulke vleeschsoorten worden voorgezet; desniettemin zijn er slechts weinig toe te brengen daarvan te eten, hoewel het vleesch goed en voedzaam is; de rede hiervan moet alleen in het vooroordeel en den tegenzin dier klasse gezocht worden om iets te nuttigen waartoe meer gegoeden hun niet eerst het voorbeeld hebben gegeven.
| |
Men vervaardigt
te Parijs uit 70 procent roodkoper, 20 procent nikkel, 5½ procent zink en 4½ procent cadmium een nieuw fransch zilver dat evenveel waarde heeft als het zoogenaamde berlijnsch zilver.
| |
Een misvormd professor
aanvaardde zijn professoraat en trad daartoe de vergaderzaal zijner leerlingen binnen om de openingsrede te houden. Schier bij iedere trede klonk hem de groet ‘'t is Esopus!’ tegen. Het eerste woord van professor op den leerstoel was: ‘Esopus leerde de dieren spreken.’ De jongelui hadden er genoeg van en brachten den phrygischen wijsgeer nimmer meer op het tapijt.
| |
Het getal der landverhuizers
die zich in de maand September over Liverpool naar Amerika hebben begeven bedroeg niet minder dan 15,617 personen die met landverhuizers-schepen, en 795 die met andere scheepsgelegenheid vertrokken zijn; 24 zulke schepen brachten 13,272 passagiers over naar de Vereenigde Staten. Tegenover de landverhuizing van September 1868 was eene vermeerdering van 3692 personen aangegeven.
| |
Volgens statistieke opgave
worden dagelijks niet minder dan drie millioen menschen per spoor van de eene plaats naar de andere overgebracht; het goederenvervoer bedraagt in denzelfden tijd een en een half millioen tonnen. Gemiddeld worden 58,000 telegrammen en 4 millioen brieven per dag verzonden. Op alle spoorwegen der aarde telt men 40,000 locomotieven en 1,200,000 wagens voor het vervoer van personen en goederen.
| |
Advokatenvrees.
Twee vrienden waren samen gaan wandelen. Op eens onderbrak de eene het gesprek met den uitroep: ‘Ach, laten we toch zien, dat we spoedig die straat daar inslaan.’ ‘Waarom dat?’ vroeg hem zijn gezel. ‘Wel, daar zie ik mijn advokaat aankomen, en als hij in de gelegenheid is zal hij mij aanhouden en vragen naar den staat mijner gezondheid en van die mijner familie.’ - ‘Nu’ antwoordde de andere ‘wat is daar tegen?’ - ‘Wel, dan stuurt hij mij morgen eene rekening voor een advies te huis.’
| |
Het afschrift.
Een boer klaagde zijnen buurman voor het gerecht aan over eene schuld, die hij hem niet wilde voldoen en legde daarbij den schuldbrief over. De rechter zag dien in en hem omkeerende bemerkte hij denzelfden inhoud ook op de keerzijde van het papier. Hij vroeg, wat dat beduidde: ‘O,’ zeide de boer, ‘ik was bang dat ik het origineele zou verliezen, en heb het daarom overgeschreven.’
| |
Eene kleine stad
die zeer rijk aan schulden was en bij iedere buitengewone gelegenheid zich door eene leening uit de verlegenheid redde, ontving een bezoek van den koning. Alles had samengespannen om haar een recht feestelijk aanzien te geven en geene kosten waren gespaard. De magistraatspersonen kwamen bij Z.M. op audientie en bij die gelegenheid gaf deze zijne verwondering over zooveel pracht te kennen. ‘Sire!’ antwoorde de geachte burgervader, ‘de stad heeft bij het zeldzaam voorrecht, dat haar thans te beurt valt, niet meer gedaan dan zij schuldig is.’ ‘Maar,’ vroeg de Koning, ‘is zij tevens niet alles schuldig wat zij gedaan heeft?’
| |
Het eenige middel.
Een ingebeelde zieke klaagde bij den geneesheer, dat hij niet meer kon liggen, staan, of zitten. ‘Dan is er maar een middeltje meer over’ antwoordde de dokter: ‘Ga dan hangen.’
|
|