Egyptische tuinen.
De Egyptenaren toonden zich onder meer andere dwaze meeningen, ook deze toegedaan, dat zij zich het oudste volk der wereld noemden, hierin gelijk aan bijna alle volken der oude wereld, die, wilde men hunne geschiedboeken gelooven, tot de hoogste oudheid, ja tot vóór de schepping der wereld zouden opklimmen. Wel meenden sommigen, zoogenaamde geleerden, in de hoop hiermede de geschiedverhalen der H. Schrift logenachtig te kunnen maken, in de annalen dezer volken, maar vooral in die der Egyptenaren, eene ware en geloofwaardige geschiedenis te ontmoeten, maar nimmer konden zij een enkel bewijs, ja zelfs een schijn van grond voor hunne ongeloovige meening aanvoeren. Maar al kan men aan de Egyptenaren niet toegeven dat zij het oudste volk, de stamboom van het menschelijk geslacht geweest zijn, toch kan men hun geen hooge oudheid ontzeggen. Reeds spoedig na den zondvloed vestigden zich twee zonen van Cham, Chus en Mezraïm, met hunne afstammelingen in het Noord-Oosten van Afrika, de eerste in Ethiopië, de andere in Egypte; naar hen vorden in de H. Schrift de Ethiopiërs Chusieten genoemd, terwijl aan Egypte de naam van Mezraïm of Mizraïm werd gegeven; de Arabieren noemen Egypte thans nog Misr. Van Cham dus stammen de Egyptenaren af, die zich al ras tot een volk vormden, eigen wetten en gebruiken aannamen, en tot eene zekere beschaving geraakten, waarbij die van vele volkeren der oudheid ten achteren is gebleven.
Het blijkt uit alles dat de Egyptenaren eene groote bezorgdheid voor hun toekomstig leven hebben gehad; zij wisten dat het leven der menschen niet eeuwig, het bestaan der volkeren niet altijddurend kon zijn, en daarom wilden zij dat hunne nakomelingen, die hen gingen vervangen, op een roemrijk voorgeslacht zouden kunnen wijzen. Met het oog op die toekomst richtten zij die onmetelijke gedenkteekens op, sterk genoeg om den tand des tijds weêrstand te kunnen bieden, waarop zij de feiten hunner geschiedboeken, de plechtigheden hunner godenvereeringen, hunne zeden en gebruiken aanteekenden. En om nu deze glorie-titels aan allen, zelfs aan hen die hunne taal niet kenden, begrijpelijk te maken, beschreven zij hunne heldenfeiten, niet in woorden maar in beelden, die nu eens duidelijk en zonder omschrijving, dan weder op zinnebeeldige wijze werden voorgesteld. En dit doel hebben zij bereikt; het is aan de geleerden mogen gelukken, die beeldspraak, langen tijd verborgen, te ontcijferen en daardoor tot de kennis te komen der eerste zeden en gebruiken van dit volk.
Zoo als men er onder deze hieroglyfen velen vindt, die ons een duidelijk inzicht geven in de godsdienstige gebruiken van de oude Egyptenaren, worden er ook eenige anderen aangetroffen die ons inleiden tot de kennis van het bijzonder leven hunner vorsten en grooten. Zoo vindt men hieroglyfen, die ons tempels voorstellen, maar ook anderen die ons de villa's of verblijven van de koningen te zien geven. Aan zulk eene is de gravure ontleend die wij onzen lezers aanbieden. Een paar woorden ter verduidelijking zullen, hopen wij, niet ongepast zijn.
De verblijven der egyptische vorsten bestonden in uitgestrekte landerijen, die groote tuinen of lusthoven bevatten. Meestal waren zij aan de oevers van den Nijl gelegen, of was dit het geval niet dan waren zij door een gegraven kanaal met die rivier verbonden, dat, kunstmatig opgevoerd, zijne wateren in een grooten vijver, uitstortte en van daar uit het land besproeide. Geen land heeft meer behoefte aan kunst-