Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1869-1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.22 MB)

Scans (1589.07 MB)

ebook (27.84 MB)

XML (2.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Verbranden van een schip in volle zee.

Voor eenige dagen verbreidde zich de tijding eener ontzettende ramp, die aan meer dan 200 personen den jammerleijksten dood heeft toegebracht. Op den Mississippi, zoo luidde het bericht, is eene stoomboot verbrand, en daarbij hebben alle schepelingen en passagiers het leven verloren. Om aan onze lezers eenig begrip van den omvang van zoodanig ongeluk te geven, zullen wij hier een verhaal laten volgen van eene dergelijke ramp die in het jaar 1865 het engelsch schip de Kent trof.

Deze bodem, 1350 tonnen metende, werd gekommandeerd door den wakkeren kapitein Harry Cobb, en richtte koers naar Bengalen. Er waren behalve eene ekwipagie van 148 man en 20 passagiers, nog 20 officieren, 344 soldaten met 43 vrouwen en 66 kinderen, te samen een bevolking van 641 personen aan boord. De soldaten behoorden allen tot het 31ste regement en waren bestemd voor den dienst in de koloniën. Onder de passagiers waren 3 katholieke priesters en 2 anglikaansche predikanten.

De vaart was tamelijk voorspoedig tot op den 28en Februari, den dag waarop men de Biscaïsche zee bereikte. Hier had men al dadelijk te worstelen met hooge zeeën, wier geweld een ontzaglijke storm nog kwam vermeerderen. Het stooten van het schip bracht eene onbeschrijfelijke verwarring onder vele mannen, de meeste vrouwen en bijna alle kinderen, daar het meerendeel aan de zeeziekte begon te lijden.

Terwijl men in het ruim niets hoorde dan weeklagen, kermen en jammeren, had het scheepsvolk groote moeite om het schip tegen zee en storm te verdedigen. De lading bestond voornamelijk uit tonnen met kogels en bommen, die altijd naar de lage zijden rolden en daardoor het slingeren van het schip deden toenemen. Wie op het dek was, moest, terwijl hij met de eene hand arbeidde, zich met de andere aan mast of want vasthouden; hij die beneden was, zich beveiligen tegen de meubelen, die met geweld door elkander werden geslingerd.

Te midden dezer verwarring ging een der luitenants met een paar matrozen naar beneden om te zien of alles in orde was. Den eenen matroos zond hij weder terug om een der veiligheidslampen, die niet wilde branden, na te zien, en den andere om een paar wiggen te halen waarmede hij een vat met brandewijn wilde vastleggen. Terwijl hij daar nu alleen in het ruim stond kreeg het vaartuig op eens een geweldigen schok, die hem de lamp uit de hand deed vallen en het vat omtuimelen, waardoor de bodem los sprong..... In één oogwenk stond alles in lichte laaie vlam, want de brandende brandewijn verspreidde zich door het ruim.

Onmiddellijk was alles aan het werk om den brand te blusschen. Met emmers, vaten, kisten werd het water in het ruim geworpen, terwijl de openingen met natte zeilen en matrassen werden toegestopt. Daar het ruim geheel door watervaten ingesloten was, had men langen tijd hoop den brand te zullen meester worden, maar toen met de blauwe vlam van den brandewijn ook dikke zwarte rookwolken door vier luiken te gelijk naar boven drongen, gaf men alle hoop op, en zag men den vreeselijksten dood voor oogen.

Daar het vuur gestadig grootere vorderingen maakte, nam kapitein Cobb zijne toevlucht tot een laatst, maar wanhopig middel. Hij bevool dat men gaten zou hakken in het eerste en tweede verdek en zooveel water naar binnen laten als mogelijk was. In korte oogenblikken stroomde nu de zee in het ruim, tegelijk beteugelde zij de woede des vuurs, dat evenwel reeds tot aan het bovenste verdek geklommen was, want nog altijd drongen de rookwolken omhoog.

Maar ook dit middel was vruchteloos; de dood grijnsde de ongelukkigen daardoor slechts onder eene andere gedaante tegen; het schip dreigde te zinken zoodat de kapitein de gemaakte gaten weêr deed sluiten.

Even als de kapitein en de meeste officieren legden ook de drie priesters een onverschrokken koelbloedigheid aan den dag. Zoolang zij helpen konden, ondersteunden zij het scheepsvolk in den moeilijken arbeid en hielden zich, toen men na het sluiten van het schip eenige verademing kreeg, met het volk bezig. De katholieken, die betrekkelijk talrijk waren, verdrongen zich om hen heen, en smeekten hen om redding en bereidden zich tot den dood.

Intusschen werd het gevaar hoe langer hoe dreigender, want de rook drong in steeds dichter wolken door de spleten van het dek. Men had niets anders dan den dood voor oogen, toen op eens een kreet hun allen den verloren moed hergaf. Een matroos riep van af den achtersteven: ‘een schip onder den wind’ en onmiddellijk herhaalden allen dat woord. Terstond werd de noodvlag geheeschen, kanonschoten gelost, en alle pogingen ingespannen om het schip te naderen. Een machtige schreeuw rees op uit 600 monden, toen het schip deze seinen beantwoordde.

[pagina 127]
[p. 127]

Eindelijk was de Cambria, zoo was de naam van de kleine brik, het brandende schip genaderd, maar bleef op eenigen afstand van de Kent met ingehaalde zeilen liggen, uit vrees van, bij eene mogelijke ontploffing in de machinekamer, schade te zullen ondervinden.

Ondertusschen nam kapitein Cobb de noodige maatregelen tot redding der schepelingen. Hij bevool dat allereerst de vrouwen en kinderen het schip zouden verlaten en plaatste eenige officieren met den blanken sabel in de hand bij de booten, met bevel om iederen soldaat of matroos te doorsteken, die het wagen zou bij de vrouwen in de boot te springen. Velen dezer laatsten verzochten bij hunne mannen op de Kent te mogen blijven tot het hunne beurt was, doch de kapitein was onverbiddelijk, en de vrouwen namen van hare mannen een zielroerend afscheid, waarbij menig tafereel plaats had, dat onze pen niet zou kunnen afschilderen.

Na een half uur zeilens bereikte de groote sloep, na menigmaal op het punt te hebben geweest door de baren omver geslagen te worden, de Cambria.

Wie zal de gevoelens van dankbaarheid en geluk beschrijven van de echtgenooten en vaders, toen zij hunne dierbaren gered zagen? geen hunner ontzag zich om zijne tranen den vrijen loop te laten en menig soldaat uitte een dankgebed, wat hem slechts nog bij eene zwakke herinnering uit zijne kinderjaren bekend was.

Toen de sloep terugkeerde, kon zij door het vreeselijk slingeren niet naast het schip komen maar moest aan den achtersteven blijven. Iedere vrouw werd nu een kind aan het lijf gebonden, en zoo liet men beiden met een koord van den steven af. Daar de sloep in de slingeringen van het schip deelde, werd menige vrouw of kind tegen sloep of schip verpletterd of herhaalde malen onder water gedompeld, eer men haar in de sloep kon opnemen.

De zon wierp hare laatste stralen over de onmetelijke watervlakte, toen de laatste vrouwen en kinderen op de Cambria stapten. Hunne redding bracht op de Kent eene weldadige kalmte en gemoedsrust te weeg. De meesten, in het zekere vooruitzicht van met de Kent in de lucht te zullen springen, konden nu meer getroost den dood ingaan, velen zelfs verlangden dat deze hen spoedig uit hun wanhopigen toestand zou verlossen want het groot getal van hen die nog moesten gered worden, de lange tijd, die met elken tocht naar de Cambria verliep, de duisternis, die door den rook nog dikker werd, het veldwinnen van den brand, dat alles deed de meesten aan hunne redding wanhopen.

En toch is niet een der schepelingen met de Kent zelve vergaan; slechts het gevaarlijke nederlaten in de sloep, de onbedachtzaamheid, overijling, angst en vrees waren oorzaak dat er een zeker getal in het water vielen, maar van hen bereikten velen nog zwemmende de sloep.

De drie priesters met den kapitein waren de laatsten, die de Kent verlieten; zij hadden aan geen redding willen denken, zoolang er iemand der overige schepelingen, kon behouden worden.

Groot was de verwarring die op de Cambria heerschte. Het schip was minstens zes maal kleiner dan de Kent en telde, behalve zijne 40 schepelingen bijna 600 schipbreukelingen. Nauwlijks kunnen de ongelukkigen naast elkander staan, het scheepsvolk weet geen plaats te vinden voor zijne bewegingen en toch moet men zich haastig verwijderen, daar de Kent ieder oogenblik in de lucht kan springen. Eensklaps slaan op de Kent de vlammen naar buiten en in een oogwenk omslingeren zij het geheele schip. De duisternis vermindert, een vurige dag breekt aan, die spoedig mijlen in het rond de zee verlicht. Eindelijk, daar breekt de donder los, hij begint als met een onderaardsch gerommel! Het schip springt uit elkander, de stukken vliegen ver in het rond.... het prachtige vuurwerk dooft uit, de dag verdwijnt, de diepste duisternis keert weêr en.... Engeland heeft een zijner prachtigste schepen verloren!

Kapitein Coot van de Cambria was op weg naar Vera Cruz en had behalve 8 man scheepsvolk, 30 mijnwerkers en eenige ambtenaren aan boord. Hij wendde onmiddellijk den steven en bracht na een gelukkige reis van slechts weinige dagen de schipbreukelingen in Engeland terug. Op den 3 Maart wierp hij het anker voor Falmouth.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken