meester in de open lucht en ontdoet hem van zijne banden. Allengs komt het dier weêr tot leven; vervolgens staat het op en vlucht weg, alsof het eene herhaling van de proef vreesde. Sedert meer dan vier jaar heeft de hond dezen dienst gedaan; alle dagen verstikt tot stervens toe en weder gezond gemaakt. Hij schijnt er zich overigens wel bij te bevinden, doch vreest de proef, want ziet hij een vreemdeling aankomen, dan is hij niet op zijn gemak en kan slechts met hangende staart en in boeien tot de grot gebracht worden. Een hond sterft in de grot in 3, een kat in 4 minuten, een konijn in 75 seconden, een mensch wanneer hij in de gaslaag gedompeld wordt in minder dan 10 minuten. Men verhaalt dat keizer Tiberus in de Hondsgrot twee slaven liet werpen, die terstond stierven, zooals ook het geval was met twee veroordeelden, die er op bevel van Petrus van Toledo, onderkoning van Napels, in geworpen werden.
Bij Aigueperse in Auvergne bevindt zich een andere bron van koolzuur, de Giffontein genoemd. Het is eene holte, waaruit het gas onder den vorm van groote blaasjes uit een modderachtig water opstijgt die aan de oppervlakte onder een zeker gedruisch dat men op zes el afstands kan hooren, uiteenbarsten. De rijkste plantengroei omgeeft die gifbron; allerlei soort van vogels, kleine viervoetige dieren en insekten, door den verradelijken plantendosch uitgelokt, vallen verstikt te neêr, zoodat de grond in een vrij grooten straal rondom, met lijken van gedierte bezaaid is. De herders zorgen ook dat zij hun vee uit die nabijheid houden.
Eene andere belangrijke koolzuurbron bestaat in het bosch, dat het Laacher-meer, op de boorden van den Rijn, omringt. Ook daar is een holte van zes tot negen ned. palm groot, te midden van weeldrige plantgewassen. Wanneer de lucht kalm is, wordt de geheele holte met koolzuur gevuld. Overblijfselen van dieren vindt men er in overvloed; insekten en mieren komen er om voedsel te zoeken en te sterven en de vogels op hunne beurt zien daar eene prooi en vallen zelf in de strik. De houthakkers maken hun voordeel uit eene jacht, waarvan de natuur al de moeite doet.
Wij hebben gezien dat mensch en dier een zekere hoeveelheid ingeademde zuurstof, met koolstof tot koolzuur verbonden uitademen. In weerwil dat een gezond mensch in een etmaat bijna 9 ned. ons koolzuur uitademt en de natuurlijke bronnen en de tallooze vuurhaarden onophoudelijk stroomen koolzuur voortbrengen, zoodat de dampkringslucht vergiftigd en de aarde onbewoonbaar zou worden, hebben Gods nog altijd onbegrijpelijke, en hoogst wijze natuurwetten er voor gezorgd, dat in den vrijen dampkring er geen spoor van dien overvloed van koolzuur aanwezig is. Het plantenrijk ontneemt scheikundiger wijze het koolzuur zijn koolstof en de zuurstof wordt vrij. Het koolzuur is in groote hoeveelheid ingeademd (meer dan 1/20 gedeelte van de ingeademde lucht bevattende) ongeschikt voor die levensverrichting; het is echter niet eigenlijk vergiftigend als sommige andere gassoorten. Integendeel het heeft op de verteringswerktuigen een heilzamen invloed. In ons land wordt het koolzuur meestal met water, als een schuimenden drank gebruikt, waartoe het zoogenaamde bruispoeder gebruikt wordt, dat uit dubbelkoolstofzure soda, wijnsteenzuur en suiker bestaat. Ter bereiding van koolzuurbevattend water (kunst-mineraal water) behoeft men het gas slechts in goed uitgekookt water te leiden, hetwelk het best door een perspomp geschiedt. In Duitschland gebruikt men ook nog het koolzuurgas tegen rhumatische en wondpijnen, door het zieke of gewonde deel daarin te houden.