Een dans om het leven.
Eitzmaurice nam als eerste stuurman deel aan eene ontdekkingsreis van het beroemde engelsche schip Beagle; spoedig had zij zich zoo door zijne bekwaamheid als door zijne talenten als een der nuttigste leden dier expeditie gekenmerkt; zijne nuttige en schoone ontdekkingen gingen niet zelden met de zonderlingste ontmoetingen gepaard en onder deze is er wellicht geene van gevaarlijker, maar ook gelijktijdig van kluchtiger aard, dan die wij hier aan zijn eigen verhaal ontleenen. Op zekeren dag bevond hij zich met den heer Keijs, een ander lid der expeditie, in de engte van Clarence, beneden het eiland Melville. Met behulp van eene sloep waren zij in eene kleine baai, geland waar zij de afwijkingen van het kompas wilden waarnemen. Eerst hadden zij op eenige kleine heuveltjes, Escape-Cliffs geheeten, plaats genomen; doch de ijzererts, die zich in deze rotsen bevindt, werkte nadeelig op de naalden en zij zagen zich genoodzaakt, zich meer benedenwaarts naar eene zandbank te begeven. Verscheiden uren hadden zij ijverig voortgewerkt: de nacht begon te vallen, en de maan rees aan den hemel op, zoodat het tijd werd, om aan de terugreis te gaan denken. Keijs had zich op een honderd schreden afstands verwijderd, om een der instrumenten naar de sloep te brengen, toen hij achter zich eensklaps een vreeselijk geschreeuw hoorde. Hij wendde zich om en zag op de Escape-Cliffs, boven den heer Fitzmaurice, eene talrijke menigte inboorlingen, met lansen gewapend. Hunne houding verraadde, dat zij met weinig vredelievende gevoelens bezield waren. Het ware voor Keijs niet moeilijk geweest te ontvluchten en zijnen makker alleen in hunne macht te laten; maar neen, hij was oogenblikkelijk besloten met hem te strijden en te kampen, zoolang er eenige hulp opdaagde, of zij beiden hun leven hadden verloren in den strijd met de moordlustige wilden. Hij spoedde zich dan weêr naar zijnen makker. Hoe dichter hij naderde, des te dreigender werd het gevaar. Een wilde met een wreed gelaat hield onder de hevigste gebaren eene toespraak tot zijne strijdmakkers, wier verbittering met ieder woord aangroeide. Zij stampten op den grond, wierpen vlammende blikken naar beneden, schudden hunne haarlokken, beten op de punt van hunnen baard, in één woord vertoonden al de teekenen der hevigste woede, waaraan die wilden zich overgeven. Zij bevonden zich niet verder van de twee engelschen, dan op een twaalftal stappen en wanneer ze gezamenlijk aanvielen, kon het niet anders of dezen waren mannen des doods. Slechts hunne kleedij, die te kennen gaf, dat zij tot de bemanning van het engelsche schip behoorden, kon de wilden eenige oogenblikken weêrhouden. Eindelijk verdubbelden zich weêr hunne kreten; zij hieven hunne armen omhoog en reeds waren er eenige lansen geworpen.
‘Kom, laat er ons tegen opklauteren en vechten, of laat ons vluchten’, zeide Keijs.
‘Wel neen, juist integendeel’, antwoordde Fitzmaurice; ‘Laat ons dansen en lachen.’
Later heeft Keijs verklaard, dat hij zich overtuigd hield, dat zijn kameraad op dat oogenblik van zijn verstand beroofd was.
Inderdaad Fitzmaurice begon te dansen, te zingen en te lachen.
‘Dans op, dans op,’ riep hij Keijs toe.
Deze volgde op goed geluk zijn voorbeeld: hij danste en sprong, zoo goed hij maar kon; maar lachen en zingen, dat was hem onmogelijk.
Door dit onverwachte tooneel werden de Australiërs verrast. Het is bekend, dat zij bijzonder veel van dansen houden; dit was eene gelukkige omstandigheid voor de twee liefhebbers; want de woede der meesten scheen te bedaren, eenigen zelfs begonnen meê te lachen; schoon er ook nog anderen waren, die woedend bleven en hunne lansen tegen de Europeanen gericht hielden.
Intusschen bleef Fitzmaurice zich volkomen meester en verloor niets van zijne kalmte. Onder het dansen begon hij weêr tegen Keijs te spreken.
‘Waar zijn onze geweren?’
‘Ginds op dertig passen van hier.’
‘Des te erger; dat is juist in de tegenovergestelde richting onzer sloep.’
‘Wil ik ze gaan halen?’
‘Volstrekt niet. Laat ons maar blijven dansen en zoo zien, dat we langzamerhand bij onze geweren komen. Maar niet te vlug pas op - vooruit maar - hopsasa, traleraliere!’ en hij danste en lachte weêr voort. Zoodra de twee dansers eenige passen buiten hunnen gewonnen koers gingen, schenen de wilden hun plan te raden en begonnen zij op nieuw te schreeuwen: