De boekworm.
Men vindt verschillende soorten van lezers. Vele menschen lezen tegenwoordig om den tijd te dooden, anderen uit nieuwsgierigheid, nog anderen om hunne hartstochten te bevredigen, zeer weinigen slechts om hunne kennis te verrijken. De nuttige zijde van het lezen komt dus in onzen tijd wel het minst in aanmerking. Vindt men hier of daar nog iemand die zich in zijne kamer als in een kasemat opsluit en zich daar neêrzet om door ernstige studie zijn geest te verrijken en zijne kennis te vermeerderen, dan noemt men hem een boekworm.
Een leelijke naam inderdaad, die weinig tot navolging aanspoort, doch wij voor ons gelooven dat zulk een worm toch ver de voorkeur verdient boven de vlinders van onzen tijd, die van de eene letterkundige bloem op de andere vliegen, en er slechts een oogenblik op rusten om dan weder verder te gaan.
De boekworm, die ons door den teekenaar, als caricatuur, wordt voorgesteld, heeft zeker niet veel aantrekkelijks, doch het valt wel niet te ontkennen dat hij tot de beste, tot de nuttigste lezers behoort. Zulk een man zoekt schrivers uit aan wie hij zijn vertrouwen kan schenken, wikt en weegt het gelezene en bewaart het in zijn hart, om er voor zich zelven en anderen voordeel uit te trekken.
Met onze moderne boekvlinders ziet het er geheel anders uit. Zij zonderen zich niet af in een stil studeervertrek, maar trippelen gekapt en gekuifd, met glacé handschoenen aan, een manilla in den mond en een dun, buigbaar wandelstokje in de hand, naar een leesmuseum of koffiehuis. Daar grijpen zij met gretigheid naar een legio vlugschriften en dagbladen, doorloopen die haastig, zien eens oppervlakkig de geïllustreerde bladen in en meenen dan voor het oogenblik genoeg te weten om zich op de hoogte van den tijd te achten.
Onze boekworm uit den ouden tijd zou zich herhaaldelijk langs de kin gestreken hebben alvorens zijn gevoelen te kennen te geven over een belangrijk staatkundig of maatschappelijk vraagstuk. Hij heeft er onderscheidene groote schrijvers over geraadpleegd en wanneer hij de verschillende zienswijzen met elkander in verband moet brengen, valt het hem niet zeer gemakkelijk een oordeel te vellen.
De moderne boekvlinder denkt daar anders over. Sinds hij de schoolbanken verliet heeft hij nooit een degelijk boek geheel uitgelezen. De geschiedenis kent hij alleen uit de romans van Dumas en Mühlbach, godsdienstige boeken ziet hij nooit in, ernstige verhandelingen brengen hem aan het geeuwen, en toch acht hij zich geroepen om over de gewichtigste staatkundige, maatschappelijke en zelfs godsdienstige vraagstukken zijn oordeel te vellen. Hij beweegt zich met het gemak van een vlinder in of liever op alle kwestiën, redeneert over de verhouding tusschen Kerk en Staat, over de zoogenaamde Oostersche kwestie, over het bonapartistisch stelsel, over de staatkunde van Pruisen, de nieuwe aera van Oostenrijk, over volksontwikkeling en volksbeschaving en vooral over het Algemeen Concilie en de kloosters. En al de wijsheid, die hij uitkraamt, heeft hij opgedaan bij een glas beiersch bier of bij de rollende billart-ballen.
Zulke lezers vindt men tegenwoordig bij duizenden, en als al die duizenden boekvlinders bij de eene of andere gelegenheid door het gif der moderne letterkundige bloemen bedwelmd zijn en tegelijk hunne goed- of afkeuring te kennen geven, noemt men dit de publieke opinie.
Men zou zeker beter doen met te zeggen: de opinie van het publiek, en wanneer men er dan op liet volgen: der bier en koffiehuizen, zou er niet veel aan de waarheid ontbreken.
Waarlijk, wij hebben alle achting voor den boekworm, al ziet hij er ook wat potsierlijk uit, wanneer wij hem vergelijken bij de moderne boekvlinders, en ofschoon wij geenszins van onze lezers vergen dat zij zich onder folianten zullen begraven, gelooven wij dat zij ‘in een hoekje met een boekje’ meer goed voedsel voor geest en hart zullen vinden dan in de vlinder-literatuur van den dag, die zoovele berooide hoofden en ledige harten maakt.