De Belgische Illustratie. Jaargang 2
(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– AuteursrechtvrijDe reuzendraak van Wasmes.
| |
[pagina 95]
| |
en levenloos ineenzakte. Dan wendde de overwinnaar zich om, ten einde zich aan de voeten der reddende maagd dankend neder te werpen; doch de witte maagd was verdwenen. | |
V.Toen Gilles de Chin tegen den avond de poorten van Bergen naderde, werd hij feestelijk ingehaald door de juichende poorters en de van vreugde dronken dorpers uit den omtrek. Graaf Boudewijn zelf met den ridder de Chièvres en Ida in hun midden, gevolgd door het gansche hof en een stoet van geestelijken kwam hem te gemoet met zegevanen, met klaroenen en trompetten. En toen hij de jubelende menigte was genaderd en van zijn paard steeg om de knie voor zijn Heer en graaf te buigen, gunde Boudewijn hem daartoe den tijd niet, maar omhelsde hem met beide armen en kuste hem, terwijl vreugdetranen hem van de wangen vloeiden. ‘Leve de redder van Henegouwen!’ riep de oude ridder de Chièvres uit. ‘Leve de zoon van ridder de Chièvres!’ riep op zijne beurt de vorst en legde de bevende hand der schuchtere Ida in die van den held van Wasmes. En nu trok de menigte in feestelijken optocht de stad binnen. De klokken luidden, de klaroenen en trompetten schetterden, het volk juichte en zong zegeliederen den overwinnaar van den reuzendraak ter eere. Gilles reed aan de zijde van Ida, tusschen den graaf en den ridder. Deze echter moesten ruimte laten voor de beide honden, die de zijden huns meesters niet wilden verlaten. Ador liep met den kop omhoog als was hij zich bewust een overwinnaar te zijn; Gontar daarentegen sprong vroolijk tegen den ridder op, als wilde hij zijn blijdschap te kennen geven dat zij aan zulk een groot gevaar ontkomen waren en zelfs de hengst stapte zoo fier en trotsch door de juichende straten, dat hij scheen te gevoelen zijn aandeel in die verheerlijking verdiend te hebben. De stad Bergen nam bij openbare brieven, met haar zegel bevestigd, de verplichting op zich om den hengst Omer en de honden Ador en Gontar levenslang te onderhouden, en richtte een schitterend banket aan, toen weinige weken daarna de overwinnaar van den reuzendraak zijne schoone Ida huwde. Gilles werd vervolgens benoemd tot kamerling van den graaf, raadsheer van Henegouwen, heer van Berlaimont, Sart, Germingnies, enz., en droeg een naam, die nooit zal vergaan. Niet lang echter mocht hij zich in dat aardsche geluk verheugen, daar hij vier jaren later reeds tot de glorie des hemels werd opgeroepen. Immers het oude opschrift in de abdij van Sint GillesGa naar voetnoot1) geeft te lezen: ‘In het jaar 1137, drie dagen voor half-augustus, stierf heer Gilles de Chin, door een lans getroffen. Hij was dezelfde die den reuzendraak versloeg. Zijn uitvaart werd gehouden in de abdij van Sint Gilles, waar hij ook begraven ligt, met dezelfde plechtigheid als voor koning Dagobert, die deze kerk stichtte.’ Tot aan het einde der vorige eeuw hield men nog altijd in dezelfde abdij met groote statie op den 12den Augustus het jaargetijde van den held van Wasmes; terwijl de stad Bergen jaarlijks op heilige Drievuldigheids-dag de herinnering zijner overwinning luisterlijk vierde. Dan trok men na de vespers in plechtigen optocht door de stad, welke nauwlijks de menigte van vreemdelingen kon herbergen, die herwaarts was gekomen om getuigen van Henegouwens schitterendste feest te zijn. Een vervaarlijk groote draak van teenen gevlochten, met een geschilderde lederen huid bedekt, en in wiens dikke pooten vier sterke mannen waren verborgen, bewoog zich statig aan het hoofd van den langen trein; een ridder, in het harnas van de twaalfde eeuw gestoken, volgde te paard het logge monster, en dreef het met zijn lans voor zich uit. Twee groote doghonden werden door een paar bont versierde knapen geleid, waarachter vier schildknapen op witte Lakkeneien statig kwamen aangereden. Dan volgde eene edele jonkvrouw, in het wit gekleed en met een blauwen sluier in de hand, wier paard bij den toom werd geleid door twee edelknapen, op wier zijden kolders de wapens van Chin en Coucy, en ook die van Berlaimont en Chièvres gestikt waren. Daarna een lange rei van maagden, met bundels van doornen en brandende fakkels in de hand; terwijl er in lateren tijd ook herders, boschmenschen en duivels aan werden toegevoegd. De broederschappen met hun vanen, en de gilden met hun banieren, voorafgegaan door trommelslagers en bazuinblazers, sloten den trein. Op de stads-bibliotheek van Bergen kan men nog een oud, in steen gehouwen standbeeld van Gilles de Chin, met een hond en een drakenkop aan zijne voeten, gaan zien. Die drakenkop heeft veel overeenkomst met den kop van een krokodil; waarom eenigen dan ook beweren, dat de draak van Wasmes eigenlijk een krokodil is geweest, door Gilles tijdens de kruistochten in Egypte gedood. Anderen daarentegen hebben gemeend, dat de legende van den reuzendraak niets anders is dan eene vervalsching van het feit, dat Gilles een wreeden Egyptischen Sultan heeft verslagen. Eindelijk zijn er nog, die den draak in een afgodsbeeld veranderen, dat door den dapperen ridder, van wien zij nu een Heilige maken, zou omvergeworpen en vernield zijn. Wat hier ook van zij, ik raad u welmeenend aan, daarvan nooit te laten blijken, als gij eens de omstreken van Bergen in Henegouwen bezoekt; want men zou het u kwalijk nemen, en wellicht op gevoelige wijze daarvan doen blijken, dat gij twijfelt aan de u verhaalde legende, vooral in de herbergen, die overal ‘de reuzendraak van Wasmes,’ of ‘de geharnaste ridder,’ of ‘Gilles de Chin’ tot uithangbord voeren. |
|