De Belgische Illustratie. Jaargang 2
(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 85]
| |
hij een kunstenaar was. In 1847 verliet hij het ouderlijke huis, begaf zich naar Parijs, alwaar de veertienjarige knaap met het potlood zijne fortuin zou beproeven. Hij meldt zich aan in den beroemden plaatwinkel van Philippon; de meester ontdekt in de schetsen van den knaap zijn genialen aanleg, trekt zich zijn lot aan en voert hem naar de ouderlijke woning terug, met de bede aan zijn vader, om den jongen in den hem aangeboren lust van teekenen niet te weêrstreven, terwijl hij hem tevens de verzekering geeft alle schetsen op te zullen nemen, die de jonge kunstenaar zal teekenen. Weldra verscheen nu het eerste werk van Doré: les travaux d'Hercule, waaraan de uitgever als voorwoord heeft toegevoegd, dat deze platen door een vijftienjarigen knaap zijn vervaardigd, die zonder leiding en meester het teekenen leerde, doch in deze eerstelingen reeds genoeg doet zien wat hij eenmaal, als kunstenaar, belooft te worden. Hierdoor aangemoedigd legde de jongeling zich met allen ijver op de kunst toe, die hem in zijn onderhoud moest doen voorzien en eene eereplaats bij het nageslacht zou verwerven. De gemakkelijkheid van opvatting, de gloed zijner verbeelding en het geheel zijner voortbrengselen verwierven hem spoedig eenen populairen naam en met buitengewone vlugheid leverde hij een tal van teekeningen voor journalen, albums en prachtuitgaven, terwijl hij tevens den tijd vond om met een zijner vrienden een geïllustreerd tijdschrift: Musée Franco-Anglaise genaamd, uit te geven. Zijne illustratie der ‘Gargantua en Pantagruel van Rabelais’ trok in de hoogste mate de algemeene aandacht door den humor en het fijne gevoel, waarmede hij de personen en omstandigheden, in den tekst bedoeld, weêr gaf. In een tijdsverloop van tien jaren illustreerde hij de Contes drolatiques van Balzac, le chevallier Jauffre GUSTAAF DORÉ.
| |
[pagina 86]
| |
et la belle Brunissende, de vertellingen van Perrault, de IIel van Dante en de don Quixote van Cervantes; in al deze illustratiën toonde de kunstenaar dat hij zijne schrijvers goed verstaan en begrepen had en dat hij met het potlood de geniale voortbrengselen hunner pen op de uitstekendste wijze wist weêr te geven. Vooral ook in de twee honderd en dertig teekeningen, waarmede Doré de heilige Schrift illustreerde, toonde hij zijn genie; en, ofschoon hij nog steeds met onvermoeide kracht voortgaat met arbeiden, zullen de heerlijke illustratiën, waarmede hij het voortreffelijkste der boeken versierde, de voornaamste eereplaats innemen onder de meesterstukken der fransche kunstenaars. |
|