De gierigaard.
Een talentvol, doch dikwijls miskend kunstenaar is de Nederlander Adriaan Brouwer. Hij werd in 1608 te Haarlem geboren, alwaar hij, door 't vroegtijdig overlijden zijns vaders, met zijne moeder in de diepste armoede leefde. De oude vrouw was van beroep borduurster en verdiende ter nauwernood door haren handen-arbeid hun beider brood, terwijl tot hetzelfde doel haar de jeugdige Adriaan behulpzaam was door het teekenen van vogels en bloemen. In deze bezigheid werd de jonge knaap eens door den genialen, doch buitensporigen portretschilder Frans Hals aangetroffen; zijne naïeve teekeningen wekten de aandacht des meesters. Hals nam den jongen bij zich aan huis en onderwees hem in de beginselen der kunst. De leerling maakte snelle vorderingen doch ontwikkelde tevens door te groote vrijheid en door de kwade voorbeelden zijns meesters, zijne neiging tot lichtzinnigheid en buitensporigheden. Adriaan van Ostade, zijn medeleerling, haalde hem over, om stil uit Haarlem te vertrekken en beiden vluchtten naar Amsterdam, alwaar Adriaan Brouwer door den herbergier Hendrik van Soomeren werd opgenomen, en in diens woning de typen leerde kennen der herbergtooneelen, die hij in vele zijner schilderstukken met zooveel getrouwheid heeft weten voor te stellen. Hij leefde hier slechts voor de kunst en den wijn, en gaf zich aan zulk een losbandig leven over, dat hij door de menigte zijner schulden zich genoodzaakt zag naar Antwerpen te vluchten. Hier echter werd hij, daar juist de oorlogstijden de rust verstoorden, voor een spion gehouden en in de gevan enis geworpen. Rubens was het, die hem uit den kerker verloste en zichals borg stelde voor zijne onschuld. De zoo edele, welwillende meester gaf zich alle moeite om den gevallen jongeling, wiens genie hij spoedig en zonder eenig gevoel van naijver bemerkte, op eenen beteren weg te brengen. Doch Brouwer had zich reeds te zeer aan een buitensporig leven gewoon gemaakt, zoodat hij den goeden raadvan een waren vriend niet meer kon verdragen en alle zedelijke orde, die de grondslag moet zijn van elk streven in de kunst, van zich af stiet. Zoo verliet hij dan Rubens, werd door de policie uit Antwerpen gezet en ging naar Parijs om aldaar zijn buitensporig leven meer ongestoord te kunnen voortzetten. Weldra echter keerde hij naar Antwerpen terug; doch twee dagen na zijne terugkomst stierf hij in het hospitaal in 1640 en werd op het kerkhof der pestzieken begraven. Toen het treurige uiteinde van dezen door eigen schuld in armoede en ongeluk gedompelden kunstenaar aan Rubens bericht werd, stortte de edelmoedige meester tranen van droefheid, liet den doode weder opgraven en deed hem met plechtigheid in de Carmelieterkerk ter aarde bestellen.
Brouwer heeft, ofschoon hij reeds op twee en dertigjarigen ouderdom van het leven scheidde, veel kunstwerken geleverd. Aan de juistheid der opvatting van de karaktertrekken zijner figuren en aan het buitengewone gemak, waarmede zijne schilderstukken vervaardigd zijn, erkent men licht een van die bevoorrechte geesten, voor wie de kunst de aangeboren uitdrukking hunner gedachten en gevoelens is. Brouwer geeft zijne ideeën, gelijk ze hem invallen, of gelijk hij ze vindt en is meestal be-