Huiselijk leven.
Dat is een lief tafereeltje, vindt ge niet, beste lezer? Het ademt liefelijke rust en gulle vreugd. 't Zijn allemaal sprekende beelden. Dat meisje met haar eenvoudig en toch sierlijk kleed, berekent blijkbaar al de kansen, die nog bestaan om te ontsnappen aan de strikken, haar door de tegenpartij, den hopman, bij het kaartspel gespannen. De schilder heeft het meesterlijk weergegeven dat peinzen, dat wikken en wegen in zulke oogenblikken. Ook de figuur van den hopman getuigt van kunst. Zie eens dien zegevierenden glimlach om zijne lippen, terwijl hij aan het meisje schoppenaas toont om haar te overtuigen, dat haar spel reddeloos verloren is. En dan die muzikant-helper, ook hij is naar het leven geteekend: hij ziet en berekent, hij wijst aan en helpt, terwijl hij de tegenpartij van het meisje aanstaart. Eindelijk nog die bediende op den achtergrond, met de ouds-vaderlijke bierkan in de hand, die een frisschen dronk komt geven bij het lustig spel, dat alles tintelt van leven en spreidt frischheid ten toon.
Moest ik hier eene kunstbeschouwing schrijven, dan zou ik nog te wijzen hebben op het heerlijk effect van het kaarslicht, dat ons den waren kunstenaar doet kennen. Nu kan ik echter volstaan met uwe aandacht te vestigen op het schoone van het geheel, op het liefelijke en zoete, dat uit de geheele groep en uit ieder beeld zoo aanlokkend zoo krachtig tot ons spreekt.
En wat nu het stukje te denken geeft? Ja, hierover zou ik niet gaarne met u twisten, wijl onze gedachten op dit punt nog al uit een zouden kunnen loopen. Maar toch ben ik zoo vrij u meê te deelen wat het