Men geloove niet dat de kerk reeds toen was, zooals men haar thans aanschouwt, alleen het gebouw was gereed, en de volgende eeuwen moesten zich belasten met de verdere voltooiing.
Ofschoon zoo als wij reeds zegden de deelen ieder in een bijzonderen stijl zijn afgewerkt is de byzantijnsche de hoofdstijl. De eerste bouwmeester schijnt eene navolging te hebben willen leveren van de Sophiakerk (thans moskee) te Konstantinopel, zonder daarom de oorspronkelijkheid geheel te versmaden. Het plan van beide kerken is een grieksch kruis, voorafgegaan van een ruim en statig hoofdportaal. In het midden van het gebouw verheft zich op vier zware zuilen een reusachtige koepel, die als het eindpunt is van een aantal cirkelvormige konstructiën, welke elkander in de hooge gewelven kruisen. Deze cirkels, door de koepel bekroond, waren ten allen tijde bij de oostersche volken een zinnebeeld van de wereld, door het azuur des hemels bedekt, dat het verblijf van den Eeuwige zou zijn. Men verbeelde zich nu den koepel van St. Marcus als één schilderstuk van mozaïken in de prachtigste en schitterendste kleuren op gouden grond en een weinig verder het massief gouden hoofdaltaar met het eveneens massief gouden altaarstuk, en men zal moeten erkennen dat de christelijke kunst geen prachtiger en treffender troonhemel voor den Heer van hemel en aarde, kon vervaardigen.
Behalve den grooten koepel vindt men kleinere op de armen der kruisen, waardoor de eerste nog in majesteit schijnt te winnen. Het overige van het gebouw is bedekt met beschilderde booggewelven; deze scheiden het middenschip van de vleugels en dragen galerijen, volgen Oostersch gebruik voor de vrouwen bestemd. De kapiteelen der zuilen springen een weinig uit en bestaan uit fijn gesneden bladeren; zij zijn even als de zuilen, waarvan men er meer dan 500 telt, van marmer en uit Griekenland en den Levant aangebracht. Terwijl men de kerk bouwde, was het ieder schip dat Venetië verliet een heilige plicht iets kostbaars voor de kerk van den H. Marcus mede te brengen. Daar men elkander in iever poogde te overtreffen, ontving men in Venetië marmersoorten, die in luister alles overtroffen wat men ooit gezien had. De zuil van wit en zwart porfier van de kapel van het H. Kruis wordt eenig in zijne soort genoemd.
In den gevel bevindt zich een dubbele rij van kolommen van groen marmer, porfier en andere kostbare stoffen; boven het hoofdportaal staan de beroemde bronzen paarden, die bijna 2000 jaren oud en op onze gravure zeer duidelijk zichtbaar zijn. Zij behoorden tot den buit, dien de Venetianen, bij de inneming van Constantinopel door de kruisvaarders, voor hun aandeel ontvingen en werden volgens sommigen te Rome gegoten onder de regeering van keizer Nero, volgens anderen te Chio in Griekenland ten tijde van Lysippus. De geloofwaardigste schrijvers evenwel verhalen dat zij door keizer Augustus uit Alexandrië naar Rome gevoerd werden om den triomfboog te versieren, dien men ter zijner eere had opgericht. Later zouden zij gebruikt zijn om de monumenten van Nero, Domitianus en Trajanus luister bij te zetten, en zou keizer Constantinus ze naar Byzantium (Constantinopel) gevoerd hebben. Het blijft intusschen altijd eene vreemde versiering aan eene kerk vooral in eene stad, waar geen enkel paard te vinden is.
In het portaal ziet men in den vloer een roodachtig marmeren steen; daar stond paus Alexander III op den 22 Juli 1177 toen keizer Frederik Barbarossa zich voor hem, den Stedehouder van Christus, vernederde en vergiffenis vroeg. De verzoening kwam tot stand, en de paus droeg in St. Marcus een plechtigen hoofddienst op om den zegen Gods af te smeeken over de Venetianen, die den vrede tusschen Paus en Keizer bewerkt hadden.
Wij spraken van het gouden hoofdaltaar; het is niet bekend door wien of wanneer dit is geschonken; wèl weet men dat het in 1344, om het te beschermen, door een marmeren overdekt werd Het staat onder een baldakijn, dat door vier kolommen gedragen wordt; het geheel is vol majesteit, en zijne deelen zijn voor oudheidkundigen van onschatbare waarde, de basreliefs rekent men algemeen tot de XIe eeuw te behooren. Acht bronzen standbeelden, de vier evangelisten en vier kerkvaders, omringen het. Het oude altaar van het H. Sacrament staat eveneens onder een, door vier kolommen gedragen, baldakijn; twee dier kolommen zijn volgens de Venetianen afkomstig van Salomon's tempel.
De deuren der portalen, sacristijn, kapellen enz. zijn bijna allen van gesneden brons; bijzonder merkwaardig is de deur der sakristijn. Sansovino werkte er twintig jaren aan. De voornaamste voorstellingen, die zij bevat, zijn de dood en de verrijzenis des Heeren.
Behalve de reeds genoemde relieken van den H. Marcus, bezit de kerk een gedeelte van het kleed des Zaligmakers, een weinig aarde, met het H. Bloed doortrokken, twee doornen uit de Doornenkroon, een stukje van het ware Kruis en overblijfselen van een ontelbaar aantal heiligen.