Aan den Lezer.
Bij het begin van den tweeden jaargang der Belgische Illustratie zijn wij een woord van dank verschuldigd aan allen die tot haren bloei hebben bijgedragen.
Waren wij ook van den beginne af overtuigd, dat in ons land plaats was voor zoodanig tijdschrift, nooit hadden wij ons durven vleien met eene deelneming als die, waarin wij ons sinds een jaar mogen verheugen. Er is geen dorp, geen gehucht in ons land te vinden waar de Illustratie thans nog onbekend is; zij heeft toegang tot meer dan twaalf duizend huisgezinnen, en het getal der inteekenaren neemt nog dagelijks toe.
Zulk eene buitengewone deelneming kan slechts voortspruiten uit de algemeen erkende behoefte om mede te werken tot bereiking van het door ons beoogde doel, uit het besef dat een dam gesteld moest worden tegen de uitspattingen der fransche pers, die met haren giftigen adem ook onze vlaamsche huisgezinnen tracht te bezoedelen. Het vlaamsche publiek heeft ons begrepen, het heeft ons streven toegejuicht en ondersteund, en daardoor alleen is het mogelijk geworden aan de Illustratie eene uitbreiding en eene ontwikkeling te geven, waarvan tot dusverre in ons land geen voorbeeld te vinden was.
Wat ons tijdschrift thans is, dit hebben wij te danken aan de algemeene deelneming en ondersteuning onzer vlaamschgezinde landgenooten. Hebben wij naar ons vermogen getracht door nuttige en onderhoudende lectuur het kwade te bestrijden, het goede te bevorderen, die algemeene deelneming heeft ons in staat gesteld, om niets onbeproefd te laten ten einde den kunstzin en den goeden smaak van het publiek te verhoogen, en nu wij gerust mogen zeggen dat de Belgische Illustratie onder de uitgaven van dien aard eene eerste plaats bekleedt, is het voor ons eene behoefte haar toe te wijden aan onze vlaamsche landgenooten; aan de vlaamsche huisgezinnen waar wij zoo welwillend ontvangen zijn. Wij blijven ons onthouden van politiek en polemiek, daarons eenig doel en streven is: den Vlamingen eene nuttige en aangename lectuur voor den huiselijken kring te verschaffen, en daardoor den weg af te snijden aan de zedelooze en onchristelijke geschriften van den dag.
Wij willen getrouw blijven aan hetgeen door ons het vorige jaar is toegezegd: wij willen bloemen vergaren op het veld der kunst en poëzie, wij willen spreken over verschillende landen en volken, over merkwaardige gebeurtenissen en personen en dat alles opluisteren en aanschouwelijk maken door prachtige gravuren, maar voor alles willen wij eenvoudig en onschuldig blijven, opdat men ons onbevreesd de huiskamer kunne doen binnen gaan.
En daar wij thans in staat zijn ons tijdschrift veel schooner dan vroeger op te luisteren, zal het meer nog dan ooit een sieraad zijn voor de huiskamer, voor het vlaamsche gezin, waaraan wij al onze krachten willen toewijden.