[Nummer 51]
Electrieke verlichting.
De electrieke kolom is na de zon de meest lichtgevende bron, die men kent. Om door middel van den galvanischen stroom zoo veel licht mogelijk te verkrijgen, gebruikt men staafjes goed uitgegloeide kool of cokes, waarvan het een met de positieve en het ander met de negatieve pool eener batterij verbonden wordt. Is de stroom gesloten, dan worden de twee koolspitsen gloeiend en brengen een schitterend, oogverblindend licht voort. De eene koolspits is onbeweeglijk, de andere kan door middel van een schroef bewogen worden. Zoo men nu de beide koolspitsen een weinig van elkander zet, dan vertoont zich in deze ruimte een schitterende lichtboog, dien men volta's of galvanischen lichtboog noemt; deze kan eene lengte van 7 ned. duim bereiken bij eene batterij van 600, op eene gegevene wijze gerangschikte, cellen.
Electrieke straatverlichting te Parijs.
Overgroot is de sterkte van het electriek licht. De heer Bunsen, berlijnsch natuurkundige en uitvinder der koolzink-batterij, heeft proefondervindelijk bewezen, dat men met 48 cellen een lichtsterkte van 572 waskaarsen kan verkrijgen. Het licht voortgebracht door 100 cellen verwekt pijn aan de oogen en met een van 600 loopt men groot gevaar het gezicht te verliezen.
Het electriek licht heeft vele eigenschappen van het zonlicht, zoodat, met behulp van het electriek licht, prachtige proeven in de fotografie kunnen genomen worden.
Reeds in den aanvang dezer eeuw in 1801 nam de heer Davy te Londen proeven met het electriek licht door middel van staafjes houtskool, die in kwikzilver waren gelegd om de geleiding te bevorderen, maar te spoedig in de lucht verbrandden, zoodat men in het luchtledig opereeren moest. Thans gebruikt men staafjes coke, die slechts langzaam verbranden.
Verscheidene proeven heeft men gedaan om van het electriek licht tot openbare verlichting partij te trekken. Ongelukkiglijk mist dit verblindend licht de eigenschap om zich te verstrooien. Een reflector, achter een