Beieren.
Bijna geen land van Europa is er, dat met een schooner verleden achter zich, een zoo droevig heden beleeft, en waarschijnlijk eene nog droeviger toekomst te gemoet gaat. Want wat was Beieren in het verleden, wat is het tegenwoordig en dreigt het in de toekomst te worden? Het is nog niet zoo heel lang geleden dat Beieren hoe klein het ook was in vergelijking van zijne naburen, evenwel een groot gewicht legde in de schaal der europeesche gebeurtenissen. Als de voormuur, door Duitschland tegen Frankrijks veroveringszucht opgeworpen, beschermde Beieren het zuidelijk gedeelte van het groote Vaderland, was het dikwijls een bolwerk, waarachter het in den oorlog altijd rampspoedige Oostenrijk zich kon verbergen om zijne bloedende wonden een weinig te heelen. Meer dan eens zien wij in de geschiedenis dat van daar uit de redding voortkwam van het benarde keizerrijk, dat dit land den triomph bewerkte van het Katholicism op de dwaalleeringen van Duitschland en Noordelijk Europa.
Het zou overbodig zijn al de feiten op te sommen waaruit de waarheid van deze bewering duidelijk blijkt; onze lezers zijn genoegzaam in de geschiedenis te huis, om zich zelven daarvan te overtuigen. Laat ons liever een vluchtigen blik slaan op 't geen Beieren thans is en wat het dreigt te worden. Door de heillooze staatkunde van zijne regeeringsmannen heeft dit schoone land aan zijn aloude overleveringen verzaakt, heeft het den post verlaten, dien het eeuwen lang tot eigen voordeel en roem had bezet, en zich dienstbaar gemaakt aan eene partij, wier streven niets dan zijn ondergang, dan zijne verlaging. zijne slavernij in vreemde boeien, zal veroorzaken. Wanneer wij bedenken hoe reeds van nu af aan dat schoone Beieren aan den leiband loopt van een von Bismark, voor wien gewald het hoogste recht is, dan zullen wij gemakkelijk tot de gevolgtrekking komen dat het wat vroeger of later met de schoone roeping van Beieren, met de zelfstandigheid van dat land zal gedaan zijn, zoodra voor dien gebieder het gunstig oogenblik dáár zal zijn. Immers hoever is het al niet reeds gekomen, met dat ongelukkige land, waar de regeeringsmannen zich door vreemden invloed, om niets ergers te zeggen, hebben laten verleiden, waar de hoogere standen der maatschappij de verplichtingen, dis op hen rusten, zoo weinig weten te waardeeren, waar de burgerklasse reeds geheel vervuld zijn met het gif, dat als noodzakelijk gevolg der losbandigheid der grooten op hen als het ware neêrdruipt; waar de plattelandsbevolking zelve, welke elders nog hare voorvaderlijke eenvoudigheid en zuiverheid van zeden bewaard heeft, geen grooter genoegen kent, dan geheele dagen zich over te geven aan spel en drank, terwijl zij God en godsdienst schijnt te vergeten. Zoodanig gezelschap van drinkebroêrs uit het Beiersch hoog-gebergte stelt nevensgaande gravure voor; naar ons inzien spreekt zij duidelijk genoeg om geene verdere uitlegging te behoven.