Ferdinand de Lesseps.
Bij al de grootsche werken, die wij in onze dagen ook onder onze oogen tot stand zien komen, zal het voor onze lezers niet onaangenaam zijn, iets te vernemen over den man, die het grootste, het gewichtigste werk, dat tot nog toe werd uitgevoerd, ontworpen heeft en na ontelbare moeilijkheden ook weldra tot een gewenscht einde zal brengen. Wij bedoelen den burggraaf Ferdinand de Lesseps, den ontwerper en uitvoerder van het grootsche plan tot doorgraving der landengte van Suez, een plan dat reeds in de oudheid (onder de regeering van Koning Necho van Egypte) ontworpen werd, maar zonder dat het beoogde doel, ten minste op duurzame wijze, kon worden bereikt. Wel spreekt men er van dat het kanaal eenmaal is geopend geweest, maar zeer zeker was het spoedig weder door het stuifzand der woestijn gevuld.
De burggraaf Ferdinand de Lesseps werd in 1805 te Versailles in Frankrijk geboren; na zijne eerste opvoeding in zijn vaderland genoten te hebben, volgde hij zijn vader die inmiddels fransch Consul te Caïro geworden was, naar Egypte. Op verderen leeftijd koos hij voor zich de diplomatieke loopbaan, en werd fransch Consul te Barcelona; na de omwenteling in 1848 werd hij gezant te Madrid, en in 1849 met eene bijzondere zending naar het fransche expeditie-corps voor Rome gezonden. Het ligt niet in ons doel de Lesseps als diplomaat te schetsen, maar veel meer als den man, die met onverzettelijken moed en standvastigheid een werk durfde ondernemen, dat in zijne uitvoering met schier onoverkomelijke zwarigheden gepaard moest gaan.
In October 1854 gaf de Lesseps eindelijk gehoor aan de dringende bede van den onderkoning van Egypte, Saïd-Pacha, die hem reeds van vroeger een vriend was, en vertrok naar Caïro. Op deze reis, van Alexandrië naar Caïro, vormde hij het plan tot doorgraving der landengte van Suez en tot den aanleg van een kanaal, diep genoeg om de grootste zeeschepen een veilig vaarwater te verschaffen. Grootsche gedachte! Zoo men bedenkt dat hier spraak was van eene strook lands, meer dan 20 uren breed, door te snijden, die voor een groot gedeelte uit stuifzand bestaat, en wel onder eene verzengende hitte, door den verstikkenden adem van den Semoüm nog drukkender gemaakt wordt.
Bij zijne aankomst vroeg en verkreeg hij daartoe de verlangde concessie, en begon hij de voorbereidende werkzaamheden met een ijver en volharding, de groote zaak, die hij beoogde, alleszins waardig. Op zijne voordracht bij de verschillende regeeringen, kwam eene internationale commissie van ingenieurs te samen om een plan uit te werken en de gesteldheid der plaats te onderzoeken. Na de goedkeuring dezer commissie te hebben verworven zette hij zich aan den arbeid, om het benoodigde kapitaal van 200,000,000 franken bijeen te krijgen. Ook hierin mocht hij gelukken, maar niet dan na twee jaren van ongeloofelijke inspanningen, na twee jaren lijdens en strijdens voor zijne onderneming, die hij zich ten levensdoel had gekozen; gelukkig voor hem dat hij eindelijk de geestdrift en den nationalen trots der Franschen, ten dienste van zijne plannen, wist gaande te maken door hen aan de uitvoerbaarheid zijner inzichten te doen gelooven, en hun voor te spiegelen dat zijn werk den franschen naam zou verheerlijken. Op die voorwaarde is de Franschman immer gereed zich eenige offers te getroosten.
Uit het buitenland, vooral uit Engeland, dat in het verkorten van den weg naar zijne bezittingen, gevaar meende te vinden voor zijne koloniën, stond hem niets te wachten dan openbare vijandschap, die geen middel onbeproefd zou laten om hem te dwarsboomen. Men wist den Sultan, van wien de onderkoning van Egypte, voor den schijn althans, afhankelijk is, te overtuigen dat, als hij de concessie door Saïd-Pacha verleend, bekrachtigde en het kanaal tot stand kwam, Egypte alsdan of wèl van Frankrijk afhankelijk zou worden, of wel zich met Frankrijk's hulp van Turkije zoude losscheuren. Maar de Lesseps wist alle bezwaren uit den weg te ruimen en verscheurde, stuk voor stuk, het geheele net van kuiperijen, waarin het goud en de invloed van Engeland hem trachtte te verwarren en gevangen te houden. Later werd nog beproefd om Ismail-Pacha, den opvolger van den met de Lesseps bevrienden Saïd-Pacha, tegen hem in te nemen, maar ook dit gevaar wist de Lesseps te verijdelen.
Eindelijk wasin 1859 de uitgraving begonnen, met een kapitaal van 200,000,000 franken, en de verplichting voor den onderkoning, om maandelijks 20,000 werklieden te zenden, welke de Lesseps moest verplegen en beloonen. Na I863 werd de arbeid voortgezet met machienen die de verwonderlijkste uitkomsten opleverden, zoodat, tegen alle ververwachting, reeds op den 18 Maart dezes jaars de wateren der Middellandsche zee door het gegraven kanaal, tot aan het meer Timsah konden gevoerd worden. Naar de dagbladen melden zal op 17 November aanstaande het geheele kanaal met groote plechtigheid voor de scheepvaart geopend worden. Het neemt een aanvang in de Middellandsche zee bij Port-Saïd, waar een tot dit doel opzettelijk gebouwde vuurtoren en eene schoone haven aangelegd zijn; van daar doorsnijdt het eerst een smalle strook lands en loopt dan tusschen twee dijken door het meer van Mensaleh, dat voor een gedeelte uitgediept, of tot dat doel droog gemaakt is, naar het meer van Timsah, waar de stad Ismaëlia aan den aanleg dezer vaart haar ontstaan te danken heeft. Van af dit meer richt het zijn koers naar de vallei van Ghesen en het voormalige Serapeum; verder door de zandduinen naar de nu droog gemaakte Bittere Meren, van wier zuidelijk uiteinde het, door de rotsachtige streek van Schaluff, naar de golf van Suez geleid wordt.
De breedte van het kanaal aan den waterspiegel is 100 meters, terwijl het aan den grondslag nog 22 meter breed is; het is 8 meters diep. De geheele lengte van Port-Saïd tot Suez bedraagt 160 kilometers
Over het gewicht dezer gebeurtenis behoeven wij niet uit te weiden; het is onzen lezers genoegzaam bekend van hoe groot belang voor Europa de opening dezer vaart zal wezen, onder ander voor Nederland, die den weg naar zijne koloniën op de helft verkorten, en het verkeer oneindig veel verbeteren zal.
Als een noodwendig gevolg daarvan zullen handel en scheepvaart andere markten bezoeken, andere waterwegen volgen. Vooral loopt de engelsche handel gevaar daardoor een niet onaanzienlijk verlies te lijden; dewijl in den ruilhandel tusschen Groot Britannie en het Oostelijk Azië, dien Engeland door zijne ontelbare schepen zich bijna tot een monopolie gemaakt had, en waardoor Londen voor de groote markt van Aziatische producten mag doorgaan, door de overige europeesche volken zal gedeeld worden.