Het eerste onderricht.
Voor velen onzer lezers is het voorzeker eene zoete herinnering een terugblik te werpen op hunne eerste kindsheid, toen zij, nog zoo jeugdig en zoo licht vatbaar voor alle goede indrukken, de scholen bezochten van die engelen van geduld en zelfopoffering, die zich aan het allereerste onderwijs der jeugd hebben toegewijd. Wat een genoegen smaakten wij wanneer ons eene belooning onzer oplettendheid werd geschonken, waarmede wij onze ouders konden overtuigen van onze zucht om goed te leeren en van onze gehoorzaamheid aan de zuster, als het zekerste onderpand dat wij ook hun zouden gehoorzamen; hoe gelukkig gevoelden wij ons wanneer wij als hoogste blijk dat de zuster over ons te vreden was, haar mochten vergezellen naar de huiskapel of zelfs naar de kerk om daar met haar te gaan bidden. Nevensgaande gravure - de biddende kinderen - stelt ons drie van die gelukkigen voor, die de goedzuster, door hen als eene moeder bemind, naar de kerk mochten volgen. Zie de tevredenheid straalt van geheel hun wezen, te midden der godvruchtige ingetogenheid waarmede die lieve kleinen hun alvermogend gebed verrichten. Zoo ook waren wij in onze onschuld, toen gevoelden, en deden en baden wij eveneens; ja thans nog gevoelen wij dien indruk in ons herleven bij het aanschouwen van zulk een biddend kind. Hoe groot en machtig is dus dat eerste onderwijs; van hoe onberekenbaar gewicht is het op het leven van den mensch, dat eerste onderricht! Was het godsdienstig en volgens de ware begrippen des Evangelies, dan zullen wij immer dien oppermachtigen invloed er van gevoelen; - een invloed waaraan wij ons wel voor een oogenblik kunnen onttrekken, dien wij wel voor een korten tijd kunnen verzwakken, maar wiens inwerking wij op den duur niet kunnen ontgaan. Was het daarentegen niet of minder godsdienstig, immer zullen ook de droevige gevolgen daarvan op onze gedachten, op onze daden, op geheel ons leven, den stempel van minder godsdienstig gevoel, zoo al niet van erger kwaad, prenten. - Welk een spoorslag voor de ouders om voor het godsdienstig-onderricht hunner kinderen te ijveren! Immers zij beseffen met ons de waarheid van hetgeen de groote Bossuet te dezen opzichte zegt, dat: ‘de invloed der ouders en een goed onderricht alles vermogen, wanneer men reeds van de vroegste jeugd met de opvoeding der kinderen begint; dat integendeel geen middel het kwaad zal overwinnen, wanneer men eenmaal verkeerde en noodlottige beginselen in hun geest heeft laten binnendringen. Het eenige middel tegen dit kwaad is dat men het voorkome.’ En toch wat zien wij veeltijds gebeuren? Vele ouders, zelfs van hen die waarlijk godsdienstig zijn, betoonen zich zoo onbekend met de plichten die op hen rusten en zoo verblind in alles wat de eerste opvoeding hunner kinderen betreft, leggen zooveel onverschilligheid, zooveel schuldige zorgeloosheid aan den dag in de keuze der leermeesters, dat men met afschrik denkt aan de gevaren welke die onschuldige kleinen loopen, en dat in eene zaak die op hun geheele leven den grootsten invloed moet hebben. Dikwijls hoort men de ouders zich beklagen over hunne kinderen, hoewel zij toch eene godsdienstige opvoeding op een collegie hebben genoten, dat in zake van opvoeding terecht met den besten naam bekend staat. Zulks is voor hen een geheim, dat zij niet kunnen oplossen, maar dat bij eenige oplettendheid wel gemakkelijk wordt opgehelderd. Hoedanig was de eerste opvoeding dierkinderen? waren zij misschien al niet bedorven op den tijd dat hunne opvoeding in het collegie een aanvang moest nemen? Veelal, of liever gezegd altijd, is dit de oorzaak; en is eenmaal in het eerste onderricht, in de eerste opvoeding een verderfelijk begin gemaakt, hebben eenmaal verkeerde indrukken het hart des kinds overmeesterd dan is het.... te laat; dan zullen immer de noodlottige gevolgen daarvan zichtbaar blijven. Zij kunnen door later onderwijs minder schadelijk, minder noodlottig worden gemaakt, maar zegeheel weg te nemen, ze geheel uit te wisschen is onmogelijk. Het zijn de ouders die aan hunne kinderen het eerste onderricht moeten geven, hun de eerste liefde tot het goede in boezemen, hun de eerste kiemen van deugd, de eerste woorden van geloof moeten leeren; kunnen zij dat niet door zichzelven, dan moet het immer hun eerste en voornaamste plicht zijn, zich te doen vervangen door personen die het vertrouwen, dat in hen gesteld wordt, ten volle waardig zijn.
Biddende Kinderen.
Wanneer men dagelijks om zich heen getuige is van de zegeningen, die door het liefdewerk der zusters worden verspreid, is het voorzeker onverklaarbaar dat men in sommige landen de gestichten heeft kunnen sluiten, waar die engelen van opoffering haar moeilijke taak vervulden. Men moet het in haat tegen den godsdienst al zeer ver gebracht hebben om tot dergelijke maatregelen over te gaan zooals in Portugal heeft plaats gehad. De Turk, die de zusters in bescherming neemt, handelt in dat opzicht inderdaad veel verstandiger.